ECLI:NL:RBZWB:2024:3634
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schending van het hoorrecht in belastingzaak met terugwijzing naar inspecteur
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 13 april 2023 beoordeeld. De inspecteur had een aanslag inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2019, gebaseerd op een belastbaar inkomen van € 45.000, en had daarbij een verzuimboete en belastingrente opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt en verzocht om te worden gehoord, maar de inspecteur had dit verzoek genegeerd en de aanslag gehandhaafd. De rechtbank heeft op 16 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van de belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het hoorrecht van de belanghebbende is geschonden. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur niet had mogen aannemen dat de belanghebbende afstand had gedaan van haar recht om gehoord te worden, aangezien zij in haar bezwaarschrift expliciet om een hoorgesprek had verzocht. De rechtbank oordeelt dat de schending van het hoorrecht niet kan worden gepasseerd, omdat er wel degelijk een verschil van mening bestaat over de relevante feiten en de waardering daarvan. Daarom wordt de zaak teruggeworpen naar de inspecteur, die een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden. De proceskosten worden vastgesteld op € 1.750, en het griffierecht bedraagt € 50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.