ECLI:NL:RBZWB:2024:3629
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van naheffingsaanslagen accijns op rooktabak en immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2024, wordt de vraag beoordeeld of de inspecteur van de belastingdienst terecht twee naheffingsaanslagen accijns heeft opgelegd aan de belanghebbende in verband met aangetroffen rooktabak. De rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. M.C.J. Schoenmakers, ongegrond verklaard. De inspecteur, vertegenwoordigd door mr. dr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2], had eerder naheffingsaanslagen opgelegd na het aantreffen van rooktabak op twee locaties zonder de vereiste vergunningen. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende de rooktabak voorhanden heeft gehad, ongeacht het eigendom ervan, en dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De totale duur van de procedure was 39 maanden, wat 15 maanden langer is dan de redelijke termijn van twee jaar. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 1.500, waarvan € 1.400 voor rekening van de inspecteur en € 100 voor de Staat der Nederlanden. De rechtbank heeft ook proceskosten vergoed aan de belanghebbende.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de belanghebbende met betrekking tot accijnsgoederen en de gevolgen van het voorhanden hebben van dergelijke goederen zonder de juiste vergunningen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, maar heeft de inspecteur en de Staat veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding en proceskosten aan de belanghebbende.