In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 717,36 beoordeeld. Eiseres, die sinds 16 februari 2018 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft werkzaamheden verricht zonder dit te melden aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Na een rechtmatigheidsonderzoek heeft het college de bijstandsverlening ingetrokken en een boete opgelegd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank oordeelt dat het college in het bestreden besluit niet voldoende is ingegaan op alle bezwaargronden van eiseres, waaronder de informatieplicht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij de rechtbank zelf de boete vaststelt op € 656,97. De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van het opleggen van de boete af te zien, maar dat de boete wel gematigd moet worden vanwege een termijnoverschrijding. Eiseres krijgt ook een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van € 50,- moet door het college worden vergoed.