ECLI:NL:RBZWB:2024:3455

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
BRE 22/4767 PW en BRE 23/2078 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor smartphone en oplader door Orionis Walcheren

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2024, wordt de afwijzing van twee aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van een smartphone met oplader door het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren beoordeeld. Eiser had in totaal twee aanvragen ingediend, waarvan de eerste op 1 september 2022 werd afgewezen, en de tweede op 25 november 2022, beide met de reden dat de kosten niet noodzakelijk waren. Eiser stelde dat zijn smartphone kapot was gegaan door de hitte en dat hij recht had op bijzondere bijstand omdat hij zonder smartphone niet kon deelnemen aan de maatschappij. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de smartphone niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan behoren, zoals bepaald in artikel 14 van de Participatiewet, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de toekenning van bijstand rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvragen door Orionis. Tevens werd bepaald dat Orionis het griffierecht van € 50,- aan eiser moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/4767 PW en 23/2078 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis),verweerder.

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen om bijzondere bijstand voor een smartphone met oplader.
1.1.
Orionis heeft de eerste aanvraag met het besluit van 1 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 oktober 2022 (bestreden besluit I, zaaknummer BRE 22/4767 PW) op het bezwaar van eiser is Orionis bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Orionis heeft de tweede aanvraag met het besluit van 25 november 2022 afgewezen, onder verwijzing naar het besluit van 1 september 2022. Met het bestreden besluit van 15 maart 2023 (bestreden besluit II, zaaknummer BRE 23/2078 PW) op het bezwaar van eiser is Orionis op gewijzigde gronden bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Orionis heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen. Orionis heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of Orionis de twee aanvragen van eiser om bijzondere bijstand op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.2.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.1.
Op 22 juli 2022 heeft eiser een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van een smartphone met oplader (€ 176,95), omdat zijn telefoon (model S5) kapot was gegaan. Met het besluit van 1 september 2022 (primair besluit I) heeft Orionis de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand afgewezen, omdat kosten met betrekking tot geleden of toegebrachte schade in ieder geval niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend.
3.2.
Eiser heeft op 7 september 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Met het bestreden besluit I heeft Orionis het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard.
3.3.
Op 7 oktober 2022 heeft eiser een tweede aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van een smartphone met oplader (€ 182,-), omdat zijn telefoon (model S3) het niet meer deed. Met het besluit van 25 november 2022 (primair besluit II) heeft Orionis de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand afgewezen, omdat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Om die reden is de aanvraag van eiser ingevolge artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onder verwijzing naar het primaire besluit I afgewezen.
3.4.
Eiser heeft op 30 november 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Met het bestreden besluit II heeft Orionis het bezwaar van eiser onder wijziging van de motivering ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Bestreden besluiten
4.1.
Orionis heeft aan het bestreden besluit I ten grondslag gelegd dat de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van een smartphone met oplader terecht is afgewezen, omdat het gaat om niet noodzakelijke kosten van het bestaan. Eiser heeft bijzondere bijstand aangevraagd, omdat zijn oude telefoon naar eigen zeggen de hitte van 39 graden niet heeft overleefd. Dit is geleden schade en zijn niet-noodzakelijke kosten van het bestaan. Daarom komen deze kosten niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Ook is niet gebleken van dringende redenen om alsnog bijzondere bijstand toe te kennen.
4.2.
Orionis heeft aan het bestreden besluit II ten grondslag gelegd dat de afwijzingsgrond voor de tweede aanvraag moet worden gewijzigd, omdat tijdens de hoorzitting in bezwaar vast is komen te staan dat het om vervanging van een andere telefoon gaat dan waar bestreden besluit I op zag. Orionis legt vervolgens aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag dat de kosten van vervanging van een mobiele telefoon en oplader behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die in beginsel moeten worden bestreden uit het inkomen. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden om alsnog tot verlening van bijzondere bijstand over te gaan. Daarnaast blijkt uit de door eiser overgelegde stukken niet dat hij niet kon reserveren voor de gevraagde kosten. Ook volgt uit onderzoek van Orionis dat de kosten van een eenvoudige mobiele telefoon, waarmee ge-sms’t kan worden, rond de € 25,- liggen. Ten slotte is niet gebleken van dringende redenen om alsnog bijzondere bijstand toe te kennen.
Beroepsgronden
5.1.
Eiser stelt ten eerste dat zijn bezwaar tegen het primaire besluit I onterecht kennelijk ongegrond is verklaard. Het recht om gehoord te worden is geschonden. Daarnaast heeft Orionis niet onderbouwd waarom de kosten niet noodzakelijk zijn. Een smartphone is anno 2022 wel noodzakelijk, omdat men tegenwoordig zonder smartphone niet meer mee kan doen in het maatschappelijk leven.
5.2.
Ten aanzien van het bestreden besluit II stelt eiser dat de motivering van het primaire besluit II op advies van de bezwaarschriftencommissie ten onrechte is gewijzigd. De hoorzitting ging over artikel 4:6 van de Awb en niet over artikel 14 van de Participatiewet waardoor de bezwaarschriftencommissie hier niet over kan adviseren. Ook is het feit dat eiser in de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) zit ten onrechte niet meegenomen in de beoordeling of hij kan reserveren voor de kosten. Volgens eiser is sprake van bijzondere omstandigheden om tot verlening van bijzondere bijstand over te gaan.
Overwegingen van de rechtbank
Bestreden besluit I
6.1.
In geschil is of eiser in bezwaar gehoord had moeten worden. Op grond van artikel 7:3, eerste lid, van de Awb kan slechts onder bepaalde omstandigheden van het horen van een belanghebbende worden afgezien, bijvoorbeeld als het bezwaar kennelijk ongegrond is, de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 7:3 van de Awb volgt dat het horen een essentieel onderdeel van de bezwaarfase vormt en dat de in artikel 7:3 van de Awb opgenomen gronden terughoudend dienen te worden toegepast. [1]
6.2.
De rechtbank stelt vast dat in bezwaar geen hoorzitting heeft plaatsgevonden. Orionis stelt zich op het standpunt dat van het horen van eiser kon worden afgezien, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) met betrekking tot artikel 7:3 van de Awb, is sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar, wanneer er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar ongegrond is. [2] Daarbij dient uitsluitend te worden uitgegaan van hetgeen door eiser in bezwaar is aangevoerd; hetgeen eerst in beroep is aangevoerd dient daarbij buiten beschouwing te blijven.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank stond niet buiten redelijke twijfel vast dat de bezwaren in het bezwaarschrift gericht tegen het primaire besluit I niet konden leiden tot een andersluidend besluit. Eiser heeft in bezwaar aangevoerd dat het maar de vraag is of zijn smartphone kapot is gegaan door geleden en toegebrachte schade. Eiser noemt als mogelijke oorzaken dat “de telefoon is overleden aan ouderdom, te weinig water genuttigd tijdens extreem warme dag of door de fabrikant berekende levensduur”. Eiser heeft daarom in bezwaar uitdrukkelijk een andere optie naar voren gebracht dan toegebrachte of geleden schade waarvan in het bestreden besluit I wordt uitgegaan. Wanneer sprake is van een telefoon die kapot is gegaan door ouderdom dan is geen sprake van geleden of toegebrachte schade die niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen worden gerekend op grond van artikel 14, onder c, van de Participatiewet. Het houden van een hoorzitting biedt gelegenheid om onderzoek te doen naar die omstandigheden.
6.4.
Gelet op het voorgaande heeft Orionis ten onrechte een hoorzitting achterwege gelaten en is het bestreden besluit genomen in strijd met de hoorplicht. Eiser heeft echter in beroep de gelegenheid gehad om zijn standpunt naar voren te brengen en stukken over te leggen. Aanleiding bestaat daarom om met toepassing van artikel 6:22 van de Awb dit gebrek te passeren, omdat aannemelijk is dat eiser daardoor niet is benadeeld. Ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst genomen zijn.
6.5.
Dat betekent dat de rechtbank toekomt aan inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit I. Het recht op bijzondere bijstand is geregeld in artikel 35 van de Participatiewet. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, individuele inkomenstoeslag, de studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
6.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten voor vervanging van de kapotte smartphone en oplader zich voordeden. Partijen zijn echter verdeeld over de vraag of de kosten in het individuele geval van eiser noodzakelijk waren.
6.7.
In artikel 14, onder c, van de Participatiewet is bepaald dat kosten met betrekking tot geleden of toegebrachte schade in ieder geval niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 14 van de Participatiewet valt op te maken dat de wetgever met deze dwingendrechtelijke bepaling voor ogen stond bepaalde kosten, gelet op hun aard, niet onder de werkingssfeer van de Participatiewet te brengen. Het uitsluiten van deze kostensoorten geeft mede inhoud aan het onderscheid tussen de collectieve en private verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. [3] Het wordt geacht tot de verantwoordelijkheid van een belanghebbende te behoren om zich te verzekeren tegen de gevolgen van schade.
6.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Orionis zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat artikel 14, aanhef en onder c, van de Participatiewet zich verzet tegen toewijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een smartphone met oplader. Eiser heeft op het door hem ingevulde aanvraagformulier aangegeven dat de telefoon kapot is gegaan door de hitte van 39 graden celsius. De rechtbank gaat uit van de juistheid van het door eiser naar waarheid ingevulde aanvraagformulier. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn telefoon om een andere reden, dan de reden vermeld in het aanvraagformulier, kapot is gegaan. Eiser heeft ook ter zitting aangegeven dat hij de hitte een logische verklaring vindt voor het defect van de telefoon. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de kosten waarvoor eiser bijzondere bijstand heeft gevraagd zien op geleden schade. Er bestaat dan geen recht op bijzondere bijstand.
Bestreden besluit II
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Orionis niet in strijd met de Awb gehandeld door in het bestreden besluit II de motivering van de afwijzing van de aanvraag te wijzigen. Hierbij wordt opgemerkt dat de bezwaarschriftencommissie enkel adviseert en Orionis het besluit op de aanvraag, en ook de motivering daarvan, mag wijzigen bij de heroverweging in bezwaar.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is of de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd zich voordoen. In geschil is of er sprake is van noodzakelijke kosten, die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
7.3.
Uit vaste rechtspraak van de CRvB [4] volgt dat de kosten voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten worden gerekend. Uitgangspunt is dat een inkomen op bijstandsniveau voorziet in alle (periodiek en incidenteel) voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Alleen in bijzondere omstandigheden is aanvullend bijzondere bijstand nodig. Daarom kan op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW alleen recht op bijzondere bijstand bestaan voor zover de betrokkene door bijzondere omstandigheden wordt geconfronteerd met kosten waarin de algemene bijstandsnorm niet voorziet of met kosten waarin de norm wel voorziet maar die hij door bijzondere omstandigheden niet uit de norm kan betalen. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten, is een aspect dat in laatst genoemd kader moet worden beoordeeld.
7.4.
Naar vaste rechtspraak van de CRvB [5] is het aan eiser als aanvrager van bijzondere bijstand om feiten te stellen en zo nodig aannemelijk te maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van de gevraagde bijzondere bijstand.
7.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Orionis de aanvraag bijzondere bijstand terecht afgewezen, omdat niet is gebleken dat de kosten van een mobiele telefoon met oplader voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [6] kunnen het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichtingen niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die in het individuele geval verlening van bijzondere bijstand rechtvaardigt. Bovendien kent de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) een reserveringscomponent en is niet gebleken dat de reserveringen niet of niet meer hebben plaatsgevonden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser voor het regelen van overheidszaken niet is aangewezen op een smartphone, maar dat een goedkopere mobiele telefoon met sms-functie volstaat. Eiser heeft middels een computer toegang tot het internet. Het is niet gebleken dat eiser wegens bijzondere omstandigheden de kosten voor een mobiele telefoon met sms-functie niet kon betalen middels reservering of gespreide betaling achteraf. Orionis heeft daarom terecht de aanvraag om bijzondere bijstand voor deze kosten afgewezen.

Conclusie en gevolgen

8.1.
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven.
8.2.
Gelet op de toepassing van artikel 6:22 van de Awb, ziet de rechtbank in het beroep met zaaknummer 22/4767 aanleiding om te bepalen dat Orionis het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond;
  • draagt Orionis op het betaalde griffierecht van € 50,- in de zaak 22/4767
  • aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 21 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:3, onder b
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
Participatiewet
Artikel 14, onder c
In ieder geval worden niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend kosten met betrekking tot:
c. geleden of toegebrachte schade;
Artikel 35, eerste lid
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, blz. 144-145 en 147.
2.Bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 22 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3405 en van 19 februari 2016, ECLI:CRVB:2016:565.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 28 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:999, en Kamerstukken II 1992/1993, 22 545, nr. 8, p. 57.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:452.
5.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3059.
6.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4153.