In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 7.077 opgelegd, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt de waardevermindering van de auto wegens schade en huurverleden, de historische nieuwprijs, en de verhouding van de handelsinkoopwaarde tot de historische nieuwprijs. Belanghebbende had op 6 mei 2021 aangifte gedaan voor een Mercedes-Benz GLS 400 D 4MATIC, waarbij een taxatierapport was ingediend dat schade van € 19.226 vermeldde. De inspecteur voerde een hertaxatie uit, waarbij geen schade werd erkend, wat leidde tot de naheffingsaanslag. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde verhoogd moeten worden, zonder rekening te houden met schade of huurverleden. Tevens wordt belanghebbende een immateriële schadevergoeding van € 500 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag in stand blijft, maar dat de Staat de proceskosten en het griffierecht moet vergoeden.