In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2024, wordt de zaak behandeld van een horecaonderneming die door de burgemeester van Tilburg was gesloten na een explosie op 27 december 2022. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de eiser tegen het sluitingsbevel en de opheffing daarvan onder een voorwaarde. De burgemeester had het pand gesloten voor drie maanden, met als doel de openbare orde en veiligheid te waarborgen. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen de sluiting ongegrond is, maar het beroep tegen de opheffing onder een voorwaarde gegrond is. De rechtbank vernietigt het besluit van de burgemeester van 11 oktober 2023 en herroept het besluit van 1 februari 2023, waarbij de opheffing onder voorwaarden was geregeld. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester niet bevoegd was om de opheffing van het sluitingsbevel te baseren op de artikelen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Tilburg, die niet de juiste grondslag bieden voor deze beslissing. De rechtbank stelt vast dat de eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroepen, omdat hij schade heeft geleden door de sluiting van zijn onderneming. De burgemeester wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de eiser.