ECLI:NL:RBZWB:2024:3198

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
23/10970 en 23/10971
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sluiting van een horecaonderneming en de opheffing van het sluitingsbevel door de burgemeester van Tilburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2024, wordt de zaak behandeld van een horecaonderneming die door de burgemeester van Tilburg was gesloten na een explosie op 27 december 2022. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de eiser tegen het sluitingsbevel en de opheffing daarvan onder een voorwaarde. De burgemeester had het pand gesloten voor drie maanden, met als doel de openbare orde en veiligheid te waarborgen. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen de sluiting ongegrond is, maar het beroep tegen de opheffing onder een voorwaarde gegrond is. De rechtbank vernietigt het besluit van de burgemeester van 11 oktober 2023 en herroept het besluit van 1 februari 2023, waarbij de opheffing onder voorwaarden was geregeld. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester niet bevoegd was om de opheffing van het sluitingsbevel te baseren op de artikelen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Tilburg, die niet de juiste grondslag bieden voor deze beslissing. De rechtbank stelt vast dat de eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroepen, omdat hij schade heeft geleden door de sluiting van zijn onderneming. De burgemeester wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/10970 en BRE 23/10971

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I. Oztas),
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg,

(gemachtigden: mr. M. Buitenhuis en mr. F.A. Groeneveld-Peters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen het bevel tot sluiting van [de horecaonderneming] aan [adres] te [plaats] (het pand) voor de duur van drie maanden en de opheffing van het bevel onder een door de burgemeester gestelde voorwaarde.
1.1.
Met de bestreden besluiten van 11 oktober 2023, verzonden op 12 oktober 2023, op de bezwaren van eiser is de burgemeester bij die besluiten gebleven. De burgemeester is namelijk van mening dat zijn besluiten niet in strijd zijn met het zorgvuldigheids-, motiverings- en evenredigheidsbeginsel.
1.2.
De burgemeester heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. S. Cakal als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de burgemeester.

Totstandkoming van de besluiten

2.1.
Op 27 december 2022 heeft er rond 01:59 uur een explosie bij het pand plaatsgevonden. De burgemeester heeft op 27 december 2022 besloten om het pand te sluiten met ingang van diezelfde dag tot 28 maart 2023 om 00:00 uur. Met zijn besluit van 1 februari 2023 heeft de burgemeester de sluiting van het pand onder een voorwaarde opgeheven. Deze voorwaarde hield in dat eiser, gedurende de termijn waarin het oorspronkelijke bevel tot sluiting gold, of eerder, indien er een verdachte van de explosie was opgepakt, 24 uur per dag in beveiliging van het pand voorzag, welke voldeed aan de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.
2.2.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.3.
De commissie voor de bezwaarschriften van de gemeente Tilburg (de commissie) heeft de burgemeester op 1 september 2023 geadviseerd om de bezwaren tegen het sluitingsbevel en de opheffing hiervan onder een voorwaarde ongegrond te verklaren, de wettelijke grondslagen hiervan aan te passen en de verzoeken om proceskostenvergoeding af te wijzen.
2.4.
De burgemeester heeft met de bestreden besluiten de adviezen van de commissie overgenomen en de bezwaren ongegrond verklaard, de wettelijke grondslag van het sluitingsbevel na de eerste twee weken vanaf 27 december 2022 gebaseerd op artikel 72b van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) gemeente Tilburg , de wettelijke grondslag van de opheffing hiervan onder een voorwaarde gebaseerd op de artikelen 3, 4 aanhef en onder b en 38, tweede lid van de APV gemeente Tilburg en de verzoeken om proceskostenvergoeding afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de sluiting van het pand voor de duur van drie maanden en de opheffing hiervan onder een voorwaarde. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep tegen de sluiting van het pand ongegrond is en het beroep tegen de opheffing hiervan onder een voorwaarde gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beroepen van eiser ontvankelijk?
5. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser in zijn beroepschriften niet concreet heeft aangegeven waarom hij het niet eens is met de bestreden besluiten. De burgemeester verzoekt de rechtbank daarom de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren.
5.1.
In het e-mailbericht van 25 januari 2024 is namens eiser aangegeven dat hij nog nadere gronden van beroep zal indienen. De rechtbank heeft eiser in de brief van 5 maart 2023 in de gelegenheid gesteld om deze beroepsgronden binnen een week na de verzenddatum van deze brief in te dienen. Namens eiser is op 8 maart 2024 een aanvullend beroepschrift ingediend. Daarnaast zijn er namens hem op 12 maart 2024 nadere stukken ingediend.
5.2.
Zoals volgt uit vaste jurisprudentie [1] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kunnen ook na afloop van de beroepstermijn nadere argumenten worden aangevoerd en stukken worden ingediend ter motivering van een eerdere beroepsgrond, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Bij het indienen van nadere stukken is de termijn van artikel 8:58 van de Awb van tien dagen voor de zitting van belang, maar deze termijn niet bepalend voor de vraag of het overleggen van nadere stukken in strijd is met de goede procesorde. Voor het antwoord op die vraag is namelijk doorslaggevend of een zinvolle bespreking van de stukken op de zitting kan plaatsvinden. Strijd met de goede procesorde doet zich voor als nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken zo laat worden ingediend en/of zodanig complex of omvangrijk zijn, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren, de rechtbank wordt belemmerd in haar voorbereiding van de zitting of de goede voortgang van de procedure daardoor op een andere wijze wordt belemmerd. Daarnaast kunnen ook na afloop van de beroepstermijn, en, als die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, nieuwe gronden worden ingediend. Deze mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. De goede procesorde laat het indienen van een nieuwe beroepsgrond niet toe als andere partijen onvoldoende op die beroepsgrond kunnen reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd.
5.3.
Op de zitting heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien waarom de beroepsgronden niet eerder konden worden ingediend. De burgemeester heeft bezwaar tegen het zo laat indienen van de beroepsgronden, omdat hij daardoor niet voorafgaand aan de zitting maar pas in zijn spreekaantekeningen hierop heeft kunnen reageren. Het was voor de burgemeester bovendien lastig om inhoudelijk te reageren op het aanvullende rapport van de boekhouder van eiser, omdat hij dit pas op 11 maart 2024 heeft ontvangen.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester op de zitting voldoende op de beroepsgronden en de aanvullende stukken heeft kunnen reageren en dat de goede voortgang van de procedure niet is belemmerd door het later indienen van de beroepsgronden en de aanvullende stukken. De beroepen van eiser zijn daardoor ontvankelijk en de aanvullende stukken zullen in de beroepsprocedure worden toegelaten.
Heeft eiser procesbelang?
6. De rechtbank dient ambtshalve de vraag te beantwoorden of eiser nog voldoende procesbelang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroepen. Het bevel tot sluiting en de opheffing daarvan onder de door de burgemeester gestelde voorwaarde zijn inmiddels achter de rug.
6.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kan belang bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepen bestaan als wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Wel wordt dan vereist dat door eiser tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van de bestreden besluiten. [2]
6.2.
Eiser heeft op de zitting toegelicht dat het voor hem van belang is dat wordt vastgesteld dat de bestreden besluiten onrechtmatig zijn. Eiser heeft door de sluiting omzetverlies geleden en zijn boekhouder heeft dit in het rapport van 11 maart 2024 duidelijk aangegeven. Eiser overweegt om een verzoek tot vergoeding van deze schade in te dienen. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat eiser een procesbelang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroepen.
Is het sluitingsbevel in strijd met het motiveringsbeginsel?
7.1.
Eiser is van mening dat het bevel tot sluiting gericht dient te zijn op het herstel van de veiligheid en/of de gezondheid. De burgemeester lijkt te concluderen dat een reeds plaatsgevonden incident, dat maatschappelijke onrust heeft veroorzaakt, vanzelfsprekend ook maatschappelijke onrust in de toekomst met zich meebrengt. Na verloop van twee weken was er geen sprake meer van een acute bedreiging van de veiligheid en de gezondheid. Het beroep richt zich daarom op de periode na die twee weken tot het einde van de drie maanden. Het bevel kan niet bedoeld zijn voor criminaliteitsbestrijding, herstel van de openbare orde en om de politie uitvoerig onderzoek te laten doen. Eiser betwist dat er na de eerste twee weken nog een voortdurende kans was op herhaling. De burgemeester heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de sluiting voor drie maanden geldt. Eiser vraagt zich af of de maatschappelijke onrust dan na die drie maanden is verdwenen.
7.2.
De burgemeester heeft de eerste twee weken na de explosie artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet aan de sluiting van het pand ten grondslag gelegd. Deze bepaling biedt de burgemeester de mogelijkheid de sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw te bevelen, indien dat met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig is. Daarna heeft de burgemeester zijn sluitingsbevel op artikel 72b van de APV gemeente Tilburg gebaseerd. Dat artikel schrijft voor dat dit mogelijk is in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar het oordeel van de burgemeester sprake is van bijzondere omstandigheden. De burgemeester heeft geen beleid voor de toepassing van deze bevoegdheid. Het is voor de burgemeester gebruikelijk om een voor het publiek openstaand gebouw voor drie maanden te sluiten. Dit was in deze specifieke situatie nodig om de rust te herstellen en de politie onderzoek te laten doen. Uit het overleg met de politie is gebleken dat het dreigingsniveau na die drie maanden was afgenomen.
7.3.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen [3] volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 174 van de Gemeentewet dat het tweede lid de bevoegdheid geeft tot het geven van bevelen om onverwijld in te grijpen in situaties die de veiligheid of de gezondheid bedreigen. De bevelen die op grond van deze bepaling worden gegeven, zien op concrete, zich direct aandienende, de veiligheid of gezondheid bedreigende situaties. Ter beoordeling staat voor of de burgemeester zijn standpunt voldoende heeft gemotiveerd dat een dergelijke situatie zich op 27 december 2022 voordeed, zodat onverwijlde sluiting van de inrichting nodig was en daarnaast of het incident op die datum en de ernst ervan maken dat de burgemeester na twee weken ook nog bevoegd was tot sluiting. [4]
7.4.
Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat door de explosie op 27 december 2022 de ramen van de bovenverdieping van een tegenoverliggend pand zijn geklapt en de glasscherven 7 meter verderop voor een voorbijganger terecht zijn gekomen. Tijdens de avond van het incident liep er geregeld uitgaanspubliek langs de horecaonderneming. De burgemeester heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat eiser het onmiddellijk optreden van de burgemeester door een sluitingsbevel naar aanleiding van de explosie niet heeft bestreden. Daarbij heeft hij ook overwogen dat niet in geschil was dat de sluiting in een acute situatie een geschikt middel is de bescherming van de veiligheid en gezondheid te waarborgen. Na die twee weken was er nog wel sprake van een voortdurend risico op herhaling. De burgemeester heeft overwogen dat de periode van drie maanden, gelet op de aard en ernst van het feit en de kans op herhaling, nodig was om de rust te doen herstellen en daarnaast had de politie tijd nodig om onderzoek te doen. De burgemeester vond drie maanden een redelijke termijn om de veiligheid ter plaatse te herstellen en dat dit in het belang was van de openbare orde. Gelet hierop heeft de burgemeester naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de explosie twee weken daarna een bedreiging voor de veiligheid en gezondheid opleverde. Verder is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester voldoende gemotiveerd heeft dat de sluiting na die eerste twee weken in het belang van de openbare orde, veiligheid en gezondheid was. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is het bevel tot sluiting in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
8.1.
Op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. In dit geval houdt de toets aan deze bepaling in dat de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van het pand worden beoordeeld. [5]
8.2.
Eiser is van mening dat de burgemeester onvoldoende heeft onderbouwd waarom de sluiting voor de duur van drie maanden noodzakelijk was, niet kon worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel en waarom zijn besluit noodzakelijk en evenwichtig is. Bij dat laatste criterium speelt ook de verwijtbaarheid van eiser een rol. Verder is de termijn zeer lang en woog deze niet op tegen de schade die eiser leidde. Daarom diende de belangenafweging in het voordeel van eiser uit te vallen.
8.3.
Op grond van vaste rechtspraak [6] van de Afdeling is bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de gebeurtenis moet worden beoordeeld of sluiting van het pand noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde, veiligheid of gezondheid.
8.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester aan het bevel tot sluiting ten grondslag mogen leggen dat de explosie van een zwaar explosief een ernstige verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid is. Daarbij heeft de burgemeester terecht betrokken dat niet duidelijk was wat de context van het incident was, zodat herhaling van deze of een soortgelijke situatie niet kon worden uitgesloten. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester zich, gelet op de ernst van het incident en met het oog op het voorkomen van herhaling zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het noodzakelijk was om het pand te sluiten. De burgemeester kon niet volstaan met een minder ingrijpende maatregel.
8.5.
Bij de beoordeling of de maatregel in het concrete geval evenwichtig is, heeft de burgemeester betrokken dat hij eiser geen verwijt van de explosie maakt. De burgemeester heeft verder overwogen dat de financiële belangen van eiser in dit geval niet zwaarder hebben gewogen dan de belangen van de openbare orde, veiligheid of gezondheid. Hierbij heeft de burgemeester de ernst van de verstoring van die belangen tegenover de belangen van bezwaarmaker in ogenschouw genomen. De burgemeester vindt dat het belang van de bescherming van de openbare orde, veiligheid of gezondheid zwaarder weegt dan de financiële belangen van eiser en de mogelijke aantasting van zijn goede naam. Gelet hierop heeft de burgemeester de belangen bij de sluiting van het pand voor de duur van drie maanden zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van eiser bij het voortgezet gebruik van het pand. De burgemeester heeft dan ook terecht geoordeeld dat sluiting van het pand voor drie maanden niet onevenredig was in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.
Mocht de burgemeester de grondslag van de opheffing van zijn sluitingsbevel wijzigen?
9.1.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld de burgemeester in strijd met een goede procesorde heeft gehandeld door de grondslag van het besluit te vervangen door een grondslag die hij op de hoorzitting bewust en ondubbelzinnig heeft prijsgegeven. Daarnaast heeft de burgemeester hiermee gehandeld in strijd met het verbod op reformatio in peius. Ook heeft de burgemeester gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat hij eiser met het voorschrift heeft verrast.
9.2.
De burgemeester heeft hiertegen ingebracht dat de volledige heroverweging in bezwaar het mogelijk maakt om de grondslag van een besluit te wijzigen. De burgemeester heeft wel gekeken naar de opmerkingen van de ambtenaren tijdens de hoorzitting over het bezwaar, maar hij was hier bij zijn besluitvorming niet aan gebonden. De burgemeester ziet niet in waarom er sprake is van een voor eiser nadeligere positie, want het gaat hier niet om het overtreden van voorschriften.
9.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester zijn besluit tot de opheffing van zijn sluitingsbevel niet kunnen baseren op de artikelen 3, 4 aanhef en onder b en 38, tweede lid, van de APV gemeente Tilburg . Deze artikelen bieden de burgemeester namelijk geen wettelijke grondslag voor het onder een voorwaarde opheffen van een eerder sluitingsbevel. Ook was de burgemeester niet bevoegd om zijn sluitingsbevel op grond hiervan te wijzigen. Deze bepalingen zien namelijk op een vergunning of ontheffing in het algemeen dan wel op een exploitatievergunning in het bijzonder. De beslissing op bezwaar met betrekking tot het besluit van 1 februari 2023 komt als gevolg hiervan voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank komt daardoor niet meer toe aan de bespreking van de vraag of de burgemeester in strijd met een goede procesorde handelt, omdat hij deze wettelijke grondslag op de hoorzitting bewust en ondubbelzinnig zou hebben prijsgegeven. Dit geldt ook voor de overige beroepsgronden van eiser, die betrekking hebben op deze gewijzigde grondslag.
Kunnen de rechtsgevolgen van de opheffing van het sluitingsbevel in stand blijven?
10.1.
De rechtbank zal hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
10.2.
Op grond van artikel 72b, derde lid, van de APV gemeente Tilburg kon de sluiting op aanvraag van eiser door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding gaven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig waren, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zouden plaatsvinden.
10.3.
De rechtbank heeft op de zitting vastgesteld dat de burgemeester geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot opheffing van zijn sluitingsbevel op grond van dit artikel, omdat de hierin beschreven situatie zich volgens hem toen niet voordeed. Naar het oordeel van de rechtbank was de burgemeester, bij gebrek aan een wettelijke grondslag hiervoor, vervolgens echter niet bevoegd om de voorwaarde van 24 uurs beveiliging te verbinden aan de opheffing van het bevel tot sluiting. Gelet hierop acht de rechtbank het niet mogelijk om de rechtsgevolgen van dit besluit in stand te laten.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep tegen de sluiting van het pand is ongegrond (BRE 23/10970) en het beroep tegen de opheffing hiervan onder een voorwaarde is gegrond (BRE 23/10971). De rechtbank vernietigt daarom het besluit van 11 oktober 2023 dat betrekking heeft op het besluit van 1 februari 2023. De rechtbank zal het besluit van 1 februari 2023 herroepen.
11.1.
Omdat het beroep met het kenmerk BRE 23/10971 gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser voor dat beroep ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt) en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt). De vergoeding bedraagt dan € 1.750,00.
Beslissing
De rechtbank:
in het beroep met zaaknummer BRE 23/10970:
- verklaart het beroep ongegrond;
in het beroep met zaaknummer BRE 23/10971:
- verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 11 oktober 2023;
  • herroept het besluit van 1 februari 2023;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 11 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:4, tweede lid
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 3:46
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg (APV gemeente Tilburg )
Artikel 3 Voorschriften en beperkingen
1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 4, aanhef en onder b Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist.
Artikel 38, tweede lid
De burgemeester kan aan de vergunning voorschriften verbinden.
Artikel 72b Sluiting voor publiek toegankelijke gebouwen en/of erven
1. De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
2. Onverminderd hetgeen in artikel 5:24, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.
3. Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
4. Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
5. Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.
6. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRvS van 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:838.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRvS van 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:850.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2838.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRvS 3 van februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:224.
5.Zie de uitspraak van de AbRvS van 21 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:715.
6.Zie naast de onder 5 genoemde uitspraak ook de uitspraak van de AbRvS van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1913.