In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 8 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiseres, die slachtoffer is geworden van een zedenmisdrijf op 8 juni 2021, had een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds, maar deze was door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de commissie op goede gronden heeft besloten om de aanvraag af te wijzen, omdat eiseres niet voldoende objectieve aanwijzingen heeft geleverd die haar claim ondersteunen. De rechtbank stelt vast dat de commissie bij het nemen van beslissingen op verzoeken om uitkering beslissingsruimte heeft en dat de commissie niet verplicht is om een geweldsmisdrijf te bewijzen, maar dat het aan de aanvrager is om aannemelijk te maken dat zij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De rechtbank concludeert dat de aanwijzingen die eiseres heeft aangedragen, zoals medische gegevens en camerabeelden, onvoldoende zijn om aan te nemen dat er daadwerkelijk een geweldsmisdrijf heeft plaatsgevonden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds.