ECLI:NL:RBZWB:2024:3186

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
BRE 22/6038 WSG
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van schadevergoeding uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven na aanvraag door slachtoffer van zedenmisdrijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 8 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiseres, die slachtoffer is geworden van een zedenmisdrijf op 8 juni 2021, had een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds, maar deze was door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de commissie op goede gronden heeft besloten om de aanvraag af te wijzen, omdat eiseres niet voldoende objectieve aanwijzingen heeft geleverd die haar claim ondersteunen. De rechtbank stelt vast dat de commissie bij het nemen van beslissingen op verzoeken om uitkering beslissingsruimte heeft en dat de commissie niet verplicht is om een geweldsmisdrijf te bewijzen, maar dat het aan de aanvrager is om aannemelijk te maken dat zij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De rechtbank concludeert dat de aanwijzingen die eiseres heeft aangedragen, zoals medische gegevens en camerabeelden, onvoldoende zijn om aan te nemen dat er daadwerkelijk een geweldsmisdrijf heeft plaatsgevonden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/6038 WSG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. B. van Straaten,
en

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de commissie op de aanvraag van eiseres om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
1.1.
In het besluit van 16 juni 2022 (primair besluit) heeft de commissie de aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 18 november 2022 heeft de commissie het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
De commissie heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De commissie heeft documenten toegezonden met het verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij uitspraak van 9 augustus 2023 heeft de rechtbank bepaald dat kennisgeving van de veertien geanonimiseerde processen-verbaal gerechtvaardigd was. Eiseres heeft toestemming verleend om deze stukken bij het beroep te betrekken.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door tolk [naam] en de gemachtigde van de commissie, mr. Y. Pieters.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de commissie de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wettelijke regels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beroep betalingsonmacht griffierecht
4. Eiseres is voor het door haar ingestelde beroep € 184,- aan griffierecht verschuldigd. Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort. [1] Vast staat dat het griffierecht (via de gemachtigde) door eiseres is voldaan.
4.1.
Bij brieven van 14 februari 2023 en 31 januari 2024 heeft eiseres verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank stelt vast dat eiseres op het moment van het instellen van het beroep geen rechtmatig verblijf had en niet in Nederland mocht werken. Zij behoort dus tot een categorie rechtzoekenden waarvoor het inkomen niet van belang is, maar slechts of zij over vermogen beschikt. De verklaring van eiseres hiervoor voldoende. Zij hoefde het ontbreken van het vermogen niet te staven. [2] Dit betekent dat de rechtbank eiseres vrijstelt van het betalen van het griffierecht. De rechtbank bepaalt daarom dat de griffier het betaalde bedrag aan eiseres terugbetaalt.
Heeft de commissie op goede gronden besloten geen uitkering toe te kennen?
Totstandkoming van het bestreden besluit
5.1.
Eiseres heeft op 12 november 2021 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit
het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiseres heeft in deze aanvraag toegelicht dat zij slachtoffer is geworden van een zedenmisdrijf waarbij zij lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen.
5.2.
De commissie heeft met een brief van 25 november 2021 aan het Slachtofferloket Zeeland-West-Brabant gevraagd om het proces-verbaal van aangifte aan de commissie te verstrekken.
5.3.
In het primaire besluit heeft de commissie de aanvraag van eiseres voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen. Eiseres heeft haar bezwaar daartegen toegelicht op de hoorzitting van 14 oktober 2022. Na de hoorzitting heeft eiseres nog stukken ingediend.
5.4.
Met het bestreden besluit heeft de commissie het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Beroepsgronden van eiseres6.1. Eiseres stelt dat zij op 8 juni 2021 slachtoffer is geworden van een zedenmisdrijf. Zij heeft hier fysiek en mentaal letsel aan overgehouden. Voor het mentale letsel is eiseres in behandeling geweest bij een psychotraumacentrum. Van het misdrijf heeft eiseres aangifte gedaan. Het OM heeft echter besloten geen strafzaak te starten, vanwege het gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Om deze reden heeft eiseres besloten een aanvraag voor een tegemoetkoming in te dienen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
6.2.
Het bestreden besluit is volgens eiseres ondeugdelijk gemotiveerd. De commissie miskent dat er geen objectieve gegevens in het strafdossier zouden zijn die de verklaring van eiseres onderbouwen. Eiseres heeft aangifte gedaan. De medische gegevens van het letsel en de camerabeelden van het hotel bieden steun aan de verklaring van eiseres. De aanwezigheid van het fysieke en mentale letsel kan worden ontleend aan de medische gegevens. Camerabeelden van het hotel bevestigen dat eiseres en de beschuldigde naar de hotelkamer liepen. Eiseres heeft ook gewezen op de facebookberichten die zij in bezwaar heeft overgelegd.
6.3.
Daarnaast miskent de commissie het belang van de medische gegevens ten aanzien van het letsel in de beoordeling van de tegemoetkoming. Hoewel letsel op zichzelf onvoldoende duidelijkheid biedt over de toedracht ervan, kan op deze bron van informatie een beroep worden gedaan bij de beoordeling van de tegemoetkoming. Immers, de bronnen van informatie worden niet individueel bekeken, maar in samenhang met andere objectieve gegevens. De medische informatie kan helpen om te bepalen of het letsel is veroorzaakt door het door eiseres gestelde geweld. Ook miskent de commissie de bewijstechnische complexiteit van zedenzaken. Zedenzaken worden gekenmerkt door de gebrekkige beschikbaarheid van bewijs. Bovendien worden slachtoffers vaak gekweld door schaamte en gebrek aan vertrouwen in een strafrechtelijke aanpak, juist vanwege de gebrekkige beschikbaarheid van wettig en overtuigend bewijs. Het Schadefonds veronderstelt dan ook geen vaststelling van het geweldsmisdrijf, maar aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf. Daarvan is volgens eiseres sprake.
Standpunt van de commissie
7.1.
De commissie stelt dat de aangifte van eiseres van een zedenmisdrijf geen duidelijk beeld gaf van wat er is gebeurd. Daarom heeft de commissie een volledig proces-verbaal opgevraagd. Uit het proces-verbaal werd ook niet voldoende duidelijk wat er is gebeurd. Dit leidde juist tot vragen bij de commissie met betrekking tot de aanleiding, toedracht en omstandigheden van het misdrijf. Het strafrechtelijk onderzoek leverde geen objectieve gegevens ter ondersteuning van het verhaal van eiseres op. Het onderzoek naar aanleiding van de aangifte werd door het OM beëindigd vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Gelet daarop vindt de commissie dat de aangifte niet wordt onderbouwd door objectieve informatie en blijft het voor de commissie onduidelijk wat de precieze aanleiding, toedracht en omstandigheden waren waaronder het misdrijf plaatsvond.
7.2.
Er zijn volgens de commissie ook geen andere objectieve informatiebronnen beschikbaar waaruit blijkt wat er precies is gebeurd. De in bezwaar ingebrachte facebookberichten die de beschuldigde heeft gestuurd vormen volgens de commissie geen onderbouwing van eiseres haar opgave. De commissie vroeg geen informatie van het medisch letsel op, omdat dit geen duidelijkheid geeft over wat er precies is gebeurd. De medische informatie zegt doorgaans alleen iets over het letsel dat eiseres opliep, maar niet over de aanleiding van dat wat zij meemaakte, de toedracht of de omstandigheden waaronder het misdrijf plaatsvond.
Overwegingen van de rechtbank
8.1.
Slachtoffers van geweldsmisdrijven kunnen in aanmerking komen voor een uitkering uit het Schadefonds, indien zij slachtoffer zijn van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf en daarbij ernstig lichamelijk letsel hebben opgelopen. Dit volgt uit artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg).
8.2.
De rechtbank stelt vast dat de commissie bij het nemen van een beslissingen op een verzoek om uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte heeft en daaraan invulling heeft gegeven in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (versie 1 november 2022). Volgens paragraaf 1.1.2 van de beleidsbundel hoeft een geweldsmisdrijf niet bewezen te worden, maar moet dit aannemelijk worden gemaakt. In de eerste plaats is de feitelijke geweldshandeling van belang. Dit is de handeling waardoor het slachtoffer letsel opliep. Daarnaast moet voor de aannemelijkheid ook de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf heeft plaatsgevonden voldoende duidelijk zijn. Een eigen verklaring van het slachtoffer is, als dat het enige is, onvoldoende om de aannemelijkheid vast te stellen. Het kan zo zijn dat de commissie aanvullende informatie nodig heeft. Objectieve aanwijzingen moeten de verklaring van het slachtoffer dan ondersteunen.
8.3.
De rechtbank stelt voorop dat het aan de aanvrager van een uitkering uit het Schadefonds is om met voldoende objectieve aanwijzingen aannemelijk te maken dat zij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. [3]
8.4.
Hoewel er aanwijzingen zijn lijn met de verklaring van eiseres, is de rechtbank van oordeel dat deze aanwijzingen onvoldoende sterk zijn om aan te nemen dat een geweldsmisdrijf heeft plaatsgevonden. De aanwijzingen laten de mogelijkheid van vrijwillig seksueel contact open. Dit betekent niet dat wat eiseres heeft verklaard over het seksueel contact met de man niet zou zijn gebeurd. Het betekent dat er onvoldoende objectieve onderbouwing aanwezig is voor een geweldsmisdrijf en dat eiseres niet aan haar bewijslast heeft voldaan.
8.5.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2021 volgt een uitwerking van de camerabeelden van het hotel, met bijgevoegd een aantal foto’s van stilstaande videobeelden. De rechtbank is van oordeel dat de camerabeelden alleen iets zeggen over de aanwezigheid van eiseres en de beschuldigde in het hotel. De beelden zeggen niets over het misdrijf dat zou zijn gepleegd en sluiten het door de politie bevraagde alternatieve scenario dan ook niet uit. De camerabeelden vormen geen objectief bewijs over de toedracht, aanleiding en omstandigheden waaronder het misdrijf plaatsvond.
8.6.
Daarnaast wijst eiseres op medische gegevens, maar in het dossier bevindt zich enkel het proces-verbaal van forensisch onderzoek. Hierin staat vermeld welke onderzoeken hebben plaatsgevonden, maar niet welk letsel bij eiseres is vastgesteld. De digitale opnamen van de waargenomen letsels zitten niet in het dossier en eiseres heeft ook geen andere medische stukken ingebracht waaruit het gestelde letsel blijkt. Daar komt bij dat medisch letsel op zichzelf geen uitsluitsel geeft over de toedracht van het gestelde misdrijf.
8.7.
Ook de overgelegde facebookberichten geven onvoldoende onderbouwing voor het gestelde geweldsmisdrijf. Uit deze berichten is op te maken dat de beschuldigde boos is, maar niet dat er een misdrijf heeft plaatsgevonden.
8.8.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de commissie op goede gronden de aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds heeft afgewezen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd misdrijf. De commissie heeft eiseres mogen tegenwerpen dat objectieve informatie ter ondersteuning van haar standpunt ontbreekt. Daarom komt zij niet in aanmerking voor een uitkering uit het Schadefonds. Daarbij is van belang dat een tegemoetkoming uit het Schadefonds een uiting is van solidariteit van de samenleving met het slachtoffer en een erkenning van haar slachtofferschap. Juist vanwege de maatschappelijke solidariteit moet voldoende duidelijk zijn wat de toedracht voor het misdrijf is, wat de aanleiding ervoor was en onder welke omstandigheden het misdrijf heeft plaatsgevonden. [4]

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand zal blijven.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat de griffier aan eiseres het betaalde griffierecht terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 8 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

Wet schadefonds geweldsmisdrijven:
Artikel 3, eerste lid, onder a
Uitkering kan worden gedaan aan een ieder die ten gevolgen van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.

Voetnoten

1.Artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Vergelijk ABRvS 29 september 2016 , ECLI:NL:RVS:2016:2669 en ABRvS 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1140.
3.Vergelijk de uitspraken ABRvS 31 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3543 en ABRvS 13 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2272.
4.ABRvS 13 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2272.