In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2024, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting (vpb) heeft ontvangen over de jaren 2006, 2008, 2009 en 2012. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht deze navorderingsaanslagen heeft opgelegd in verband met veilingopbrengsten die in Canada zijn behaald. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van een vaste vertegenwoordiger in Canada, waardoor de niet opgegeven veilingopbrengsten volledig aan haar moeten worden toegerekend. De rechtbank stelt de niet opgegeven belastbare winst voor het jaar 2006 vast op € 50.000, gebaseerd op een redelijke schatting. De inspecteur heeft ook vergrijpboetes opgelegd voor de jaren 2008, 2009 en 2012, die de rechtbank als terecht beschouwt, maar matigt deze vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank verklaart het beroep tegen de navorderingsaanslag vpb 2006 gegrond, vermindert het belastbaar bedrag tot € 616.651 en wijst de inspecteur aan om het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende te vergoeden.