ECLI:NL:RBZWB:2024:2099
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de belastingaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in verband met letselschade-uitkering
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 4 april 2024, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2018 en 2020. De rechtbank heeft de beroepen op 22 februari 2024 op zitting behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als zijn gemachtigde en de inspecteur aanwezig waren. De inspecteur werd vertegenwoordigd door twee medewerkers.
De rechtbank beoordeelt of de inspecteur het box 3 inkomen over de jaren 2018 en 2020 niet tot te hoge bedragen heeft vastgesteld, met name of de letselschade-uitkering van belanghebbende moet worden vrijgesteld van de rendementsgrondslag in box 3. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de letselschade-uitkering terecht heeft betrokken bij de rendementsgrondslag in box 3, in lijn met eerdere uitspraken over vergelijkbare zaken. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, maar kent wel een vergoeding van immateriële schade toe van € 3.000 aan de belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de redelijke termijn, die in dit geval 2 jaar en 10 maanden bedraagt, geheel aan de bezwaarfase kan worden toegerekend. De inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, inclusief reiskosten en griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.