ECLI:NL:HR:2024:246
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake inkomstenbelasting 2017
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 juli 2023, nr. 22/00125, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 19/2285). De kwestie betrof de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad gebruikgemaakt van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 16 februari 2024, en het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.