ECLI:NL:RBZWB:2024:1539
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen opschorting en intrekking van bijstandsuitkering wegens vermeende fraude
In deze zaak heeft eiser, die sinds 2 februari 2021 een bijstandsuitkering ontving, beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, die zijn bijstandsuitkering opschortte en introk. De opschorting vond plaats op 22 december 2022, na een interne fraudemelding over eiser. Eiser betwistte de ontvangst van de relevante brieven van het college en stelde dat hij niet op de hoogte was van de besluiten. De rechtbank heeft op 9 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat de brieven daadwerkelijk op het uitkeringsadres van eiser waren bezorgd. De rechtbank stelde vast dat de opschorting prematuur was, omdat eiser pas na de uitnodiging voor een gesprek op 27 december 2022 in verzuim was geraakt. Het college had eiser niet de gelegenheid geboden om het verzuim te herstellen, wat in strijd was met de wet. Hierdoor was het college niet bevoegd om de bijstandsuitkering in te trekken en de teveel betaalde uitkering terug te vorderen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de primaire besluiten. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die in totaal € 2.998,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. J.W. Ponds op 8 maart 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.