Uitspraak
uitspraken van de meervoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaken tussen
[belanghebbende] , domicilie kiezend te [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, (de inspecteur),
de Staat (Minister van Justitie en Veiligheid).
Inleiding
- voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag naar een belastbaar bedrag van € 478.836, een vergrijpboete van € 53.515 en belastingrente van € 38.997 (zaaknummer 22/1318);
- voor het jaar 2015 een navorderingsaanslag naar een belastbaar bedrag van € 345.311, een vergrijpboete van € 37.384 en belastingrente van € 21.224 (zaaknummer 22/1319);
- voor het jaar 2016 een aanslag naar een belastbaar bedrag van € 698.102, een vergrijpboete van € 81.268 en belastingrente van € 33.518 (zaaknummer 22/1320).
- voor het jaar 2015 een navorderingsaanslag naar een belastbaar bedrag van € 469.416, een vergrijpboete van € 53.676 en belastingrente van € 30.473 (zaaknummer 22/1337);
- voor het jaar 2016 een aanslag naar een belastbaar bedrag van € 151.037, een vergrijpboete van € 15.103 en belastingrente van € 6.229 (zaaknummer 22/1338);
- voor het jaar 2017 een aanslag naar een belastbaar bedrag van € 82.769, een vergrijpboete van € 8.276 en belastingrente van € 2.089 (zaaknummer 22/1339).
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Motivering
niet: