ECLI:NL:RBZWB:2024:1343

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
22/4947
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in verband met hennepteelt

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2024, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur, die eerder een aanslag had opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 339.537 voor het jaar 2019. De inspecteur had ook belastingrente en een vergrijpboete opgelegd. De rechtbank onderzoekt of de inspecteur de aanslagen terecht heeft opgelegd en of de bedragen juist zijn. De rechtbank concludeert dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, omdat hij aanzienlijke inkomsten uit hennepteelt heeft genoten die niet zijn aangegeven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de aanslagen, maar vermindert de boete vanwege overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank legt de boete vast op € 72.829.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/4947 en 22/4948

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde mr. G.J.P.M. Mooren),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, (de inspecteur).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 27 september 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 339.537. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 7.679 belastingrente in rekening gebracht en belanghebbende een vergrijpboete van € 82.705 opgelegd (de boetebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2019 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 51.244. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 33 belastingrente in rekening gebracht.
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV 2019 gegrond verklaard en het bezwaar tegen de aanslag Zvw 2019 ongegrond verklaard. De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2019 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 332.647. Daarbij is de belastingrente verminderd tot € 7.514 en de vergrijpboete tot € 80.922. Bij afzonderlijke beschikking heeft de inspecteur een kostenvergoeding toegekend van € 538.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van belanghebbende en, namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en drs. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de aanslagen en de belastingrentebeschikkingen terecht en tot juiste bedragen heeft opgelegd/gegeven en of de inspecteur de boetebeschikking terecht en tot een juist bedrag heeft gegeven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is geboren op [geboortedag] 1989. In 2019 was hij gehuwd met [naam 1] . In 2019 stond belanghebbende in de basisregistratie personen ingeschreven op het [adres 1] te [plaats 1] .
3.1.
Belanghebbende is op 6 juni 2019 aangehouden vanwege bedreiging met een vuurwapen van een persoon op 3 juni 2019. Bij zijn aanhouding heeft de politie het volgende van belanghebbende in beslag genomen:
  • een bedrag van € 2.140 in contanten;
  • een aantal bonnetjes van (contante) aankopen bij bouwmarkten;
  • een notitieblokje met aantekeningen;
  • meerdere sleutelbossen; en
  • facturen, waaronder één van [bedrijf] .
3.2.
Op 6 juni 2019 heeft de politie de in 3 genoemde woning doorzocht. Daarbij is (onder meer) het volgende in beslag genomen:
  • een bedrag van € 52.500 in contanten;
  • een automatisch vuurwapen en een handvuurwapen;
  • een gereedschapskoffertje met daarin diverse materialen ten behoeve van werkzaamheden aan een meterkast; en
  • (aangetroffen in het schuurtje in de achtertuin) een grote hoeveelheid aan apparatuur en middelen die worden gebruikt bij de teelt van hennep.
3.3.
Op 6 juni 2019 is, onder de naam [naam 2] , een strafrechtelijk onderzoek gestart naar belanghebbende. Gedurende dat onderzoek heeft de politie drie in werking zijnde hennepkwekerijen aangetroffen waarbij belanghebbende als verdachte is aangemerkt. De volgende hennepkwekerijen zijn aangetroffen:
  • op 11 juli 2019 in de [adres 2] te [plaats 2] , waarbij in ruimte één 336 hennepplanten zijn aangetroffen en in ruimte twee 139 hennepplanten;
  • op 11 juli 2019 in de [adres 3] te [plaats 1] , waarbij 446 hennepplanten zijn aangetroffen; en
  • op 31 juli 2019 in de [adres 4] te [plaats 2] , waarbij in ruimte één 118 hennepplanten zijn aangetroffen en in ruimte twee 370 hennepplanten.
3.4.
Met dagtekening 5 maart 2020 heeft de inspecteur, op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de Officier van Justitie verzocht om alle gegevens en inlichtingen te verstrekken uit het strafrechtelijk onderzoek tegen belanghebbende, met het oog op de beoordeling van de belastingaangiften van belanghebbende over de tijdvakken 1 januari 2018 tot en met 5 maart 2020.
3.5.
De inspecteur heeft van de Officier van Justitie afschriften ontvangen van processen-verbaal van verhoor van belanghebbende. In het proces-verbaal van 8 juni 2019 staat onder meer:
“[Belanghebbende]: Ik heb wel ooit een erfenis gehad toen mijn ouders zijn overleden, dit was ongeveer 50.000 euro dit bedrag moet ik wel delen met mijn broer en zus, ik ben de oudste. Ik heb dat geld toen contant gekregen op het sterfbed van mijn moeder.
Dit geld lag bij mij thuis. Het waren briefjes van 50 euro tot 500 euro. Ik heb hiervan bankafschriften, pintransacties die lagen ook bij mij thuis. Ik zal die aan mijn advocaat geven.
Deze bankafschriften staan op naam van mijn vader en mijn moeder ze zijn van de ABN.
(…)
Het geld wat bij thuis lag was eerlijk geld.
(…)
Het geld is tot stand gekomen toen mijn vader zijn spaargeld op nam toen hij niet lang meer te leven had. (…) Mijn moeder heeft dat geld contant bij haar thuis bewaard. Nadat mijn vader was overleden kreeg hij nog een uitkering. Dat bedrag is door mijn moeder ook van de bank opgenomen en bij het andere geld thuis bewaard. Zo is de hoogte van het bedrag tot stand gekomen.”
In het proces-verbaal van 24 september 2019 staat onder meer:
“V: vraag verbalisant(en)
A: antwoord [belanghebbende]
(…)
V: Bij jouw aanhouding werden er een behoorlijk aantal sleutelbossen bij u aangetroffen. Van wie zijn deze?
A: Die zijn niet van mij. (…) Voor mijn aanhouding was ik op de [straat] . Jongens waren daar aan het voetballen, ik stond aan de zijlijn te kijken. Die jongens hebben mij de sleutels en een telefoon gegeven om te bewaren.”
3.6.
De inspecteur heeft van de Officier van Justitie een afschrift ontvangen van een sfeer proces-verbaal van bevindingen van 10 juli 2019. Daarin staat onder meer:
“Op 22 mei 2018 controleerden collega’s bij een verzorgingsplaats langs de A4 (…) een busje van een autoverhuurbedrijf uit Amsterdam. De inzittenden van dit voertuig betroffen:
  • [belanghebbende]
  • (…)
  • (…)
In de laadruimte van het busje bleken goederen aanwezig die bij de collega’s bekend waren als materialen bedoeld voor de opbouw van een hennepkwekerij. Zij troffen onder andere aan:
  • Assimilatielampen
  • Koolstoffilter
  • Bekabeling
  • Houten bouwmaterialen
  • Stekkerdozen
  • Schakelborden
  • Geïsoleerde zilverkleurige ventilatiebuizen
Bij de insluitingsfouillering van (…) werden onder andere diverse kassabonnen van bouwmaterialen aangetroffen. Dergelijke kassabonnen werden bij de aanhouding van [belanghebbende] op 6 juni 2019 ook aangetroffen.
(…)
Op 17 mei 2017 werd er in de woning gelegen aan de [adres 5] te [plaats 1] naar aanleiding van meldingen van stankoverlast en een positieve meting door Enexis een hennepkwekerij aangetroffen en ontmanteld. (…)
Bij de ontmanteling werd in een van de kweekruimtes een flesje Fanta en een blikje Icetea aangetroffen en veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Uit het onderzoek bleek dat op deze voorwerpen het DNA van [belanghebbende] aanwezig was.
(…)
17 januari 2017 (…)
[Belanghebbende] werd gecontroleerd in een zwarte Volkswagen Polo (…) Collega’s troffen in het voertuig meerdere goederen aan die ze herkenden als goederen gebruikt in/voor hennepkwekerijen. Zo troffen ze groeimiddelen, een lamp en een luchtslang aan.”
3.7.
De inspecteur heeft van de Officier van Justitie een afschrift ontvangen van het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, van 6 augustus 2019. Daarin staat onder meer:
“Op het genoemde adres [adres 4] (…) [plaats 2] , staat de volgende persoon ingeschreven:
(…)
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was.
(…)
Kweekruimte 1
Na het binnentreden zagen wij het volgende: Ik zag een afgetimmerde kweekruimte aan de linkerzijde van de gang op de eerste verdieping van de woning direct naast de badkamer.
In totaal stonden er 118 hennepplanten. (…) Per m2 stonden er 16 planten.
(…)
Kweekruimte 2
Na het binnentreden zagen wij het volgende: Ik zag dat de tweede kweekruimte zich aan de einde van de gang bevond dit was oorspronkelijk de woonkamer geweest.
In totaal stonden er 370 hennepplanten. (…) Per m2 stonden er 16 planten.
(…)”
3.8.
De inspecteur heeft van de Officier van Justitie een afschrift ontvangen van het verkort proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, van 20 augustus 2019. Daarin staat onder meer:
“(…) Op donderdag 11 juli 2019 (…) constateerde ik het volgende: Ik zag dat het pand aan de [adres 3] te [plaats 1] in twee delen was opgedeeld. Ik zag dat het pand twee toegangsdeuren had. Ik zag dat één toegangsdeur was voorzien van het [huisnummer] . Ik zag dat de andere deur niet was voorzien van een huisnummer. Ik zag achter de toegangsdeur zonder nummer een smalle gang. Ik zag aan het einde van deze smalle gang een deur naar een volgende ruimte. Ik zag dat in deze ruimte een hennepkwekerij was ingericht. Ik zag dat deze hennepkwekerij in bedrijf was.
(…)
Kweekruimte 1
Na het binnentreden zag ik, het volgende:
(…) In totaal stonden er 446 hennepplanten. (…) Per m2 stonden er 16 planten.”
3.9.
De inspecteur heeft van de Officier van Justitie een afschrift ontvangen van het proces-verbaal van bevindingen aantreffen hennepkwekerij [adres 3] te [plaats 1] , van 3 september 2019. Daarin staat onder meer:
“Bij de aanhouding bleek [belanghebbende] in het bezit te zijn van een groot aantal kassabonnen, voornamelijk van bouwmarkten, met daarop afgerekende bouwmaterialen. Op de kassabonnen is te zien dat alle betalingen contant werden verricht en dat de goederen die zijn aangekocht gebruikt zouden kunnen worden bij het opzetten of onderhouden van hennepkwekerijen (…) Daarnaast bleek hij in het bezit van een groot aantal sleutelbossen, werden er in zijn schuur hennepgerelateerde goederen aangetroffen (…)
(…)
Onder [belanghebbende] werd in dit onderzoek een zwarte Samsung S5 mini in beslag genomen, die met toestemming van officier van justitie (…) werd uitgelezen en onderzocht. Bij het bekijken van de Whatsapp-gesprekken op deze telefoon, kwam ik een gesprek met contact ‘ [naam 3] ’ tegen. Bij de contactinformatie van ‘ [naam 3] ’ zag ik dat het telefoonnummer (…) betrof (…)
Toen ik het telefoonnummer in de politiesystemen bevroeg, zal ik dat dit telefoonnummer was gekoppeld aan:
[ [naam 3] ]
Woonachtig op de [adres 3] te [plaats 1]
(…)
Omdat er in de periode van het appcontact (13 januari 2019 – 6 juni 2019) nauwelijks berichtjes zijn verstuurd, maar [ [naam 3] ] wel aan [belanghebbende] doorgeeft dat ze op vakantie gaat en hierbij een nummer van een andere bewoner van de [adres 3] doorgeeft, hield ik er rekening mee dat de [adres 3] te [plaats 1] een mogelijk hennepgerelateerd adres zou kunnen zijn en besloot ik dit vermoeden verder ‘op te plussen’.
(…)
Ik, verbalisant (…) besloot om de onder [belanghebbende] in beslag genomen sleutels te passen op de deuren van het appartementencomplex gelegen aan de [adres 3] – [nummer] te [plaats 1] . Ik merkte dat ik met een van de sleutels aan een van de sleutelbossen de centrale toegangsdeur en de deuren die toegang bieden tot de fietsenstallingen kon openen. Ik maakte hieruit op dat [belanghebbende] kennelijk toegang had tot het appartementencomplex.
(…)
In verband met de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij verzocht ik, verbalisant (…), aan een fraude-inspecteur van Enexis om een netmeting te verrichten. Op 10 juli 2019 ontving ik bericht dat deze meting positief was: het stroomverbruik had de typische karakteristiek voor het kweken van hennep.
(…)
Omdat er in de woning echter geen hennepkwekerij werd aangetroffen, (…) besloot ik de sleutels te passen op een andere deur in de centrale hal van het appartementencomplex. Ik zag namelijk dat er aan dezelfde zijde van het complex als de woning van [ [naam 3] ] nog een deur aanwezig was. Toen ik de sleutels van de sleutelbos op deze deur paste, merkte ik dat ik deze deur met een van de sleutels kon openen. Na het openen van de deur keek ik uit op een soort halletje met aan het einde nog een deur. Toen ik deze deur opende, kwam ik in een in werking zijnde kweekruimte terecht. Ik zag dat deze ruimte grensde aan de woning van [ [naam 3] ] en het viel mij op dat een van de wanden in de kweekruimte voorzien was van hetzelfde behang als de wanden van de badkamer van [ [naam 3] ].
(…)
Toen ik weer naar de centrale hal van het appartementencomplex was gelopen, zag ik dat [ [naam 3] ] ook in de hal stond. (…) Nadat ik haar had geconfronteerd met mijn bevindingen en had meegedeeld dat het spel nu uit was, gebaarde ze me haar te volgen. Ik zag dat ze me voor ging naar haar badkamer en wees naar de achterste wand. Waar ik in de eerste rondgang door de woning enkel vluchtig de ruimtes had bekeken, zag ik nu, (…) dat de wand waarnaar ze wees was voorzien van een houten plaat (…) Ik zag dat deze houten plaat op een deurkozijn was geschroefd. Na het verwijderen van de houten plaat en het openen van de deur die zich achter de plaat bevond, zag ik dat er een doorgang was naar de kweekruimte.
(…)
Bij nader onderzoek bleek dat de stroomvoorziening voor de hennepkwekerij (illegaal) werd afgenomen vanuit de meterkast in de woning van [ [naam 3] ].
(…)
Ik paste tot slot nog enkele sleutels van de sleutelbos op de sloten in de woning. Ik zag dat ik met een van de sleutels aan de sleutelbos de badkamerdeur kon openen / afsluiten.
(…)
Ik zag dat een van de sleutels van de sleutelbos ook paste op de balkondeur van de woning van [ [naam 3] ].
(…)
Uit het bovenstaande maakte ik op dat [belanghebbende] – zij het via het tuintje – kennelijk toegang had tot de woning gelegen aan de [adres 3] te [plaats 1] .”
3.10.
De inspecteur heeft van de Officier van Justitie een afschrift ontvangen van het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij in de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] , van 27 september 2019. Daarin staat onder meer:
Ontnemingsperiode
(…)
Uit het Whatsapp-contact met de bewoner van de [adres 2] blijkt dat er op 4 september 2018 reeds iets in de douche was gedaan wat anderen niet mochten zien en dat door hen met gipsblokken hersteld is. Mogelijk dat er toen al een hennepkwekerij aanwezig was, maar het zou ook kunnen dat er toen enkel nog maar voorbereidingen waren getroffen.
Op 30 december 2018 geeft de bewoner van de [adres 2] door dat er een ‘lelijke geur’ hangt bij de voordeur, dat de ramen zwaar beslagen zijn en dat de trap nat is. Dit zijn duidelijke indicaties van een reeds in werking zijnde hennepkwekerij. Daar de geur van hennepplanten sterker wordt naarmate ze groeien, is het aannemelijk dat de planten op deze datum al geen jonge planten van slechts enkele weken oud meer waren.
Op 5 januari 2019 geeft [belanghebbende] door dat hij ‘net geweest’ is en dat ze ‘donderdag naar de kapper gaan’. Uit dit bericht, in combinatie met het bericht van 30 december, is het zeer aannemelijk dat hiermee bedoeld wordt dat de planten donderdag geoogst / geknipt gaan worden. Dit zou dan donderdag 10 januari 2019 betreffen.
De ontnemingsperiode is derhalve tot stand gekomen door vanaf 10 januari 2019 tien weken – een standaard kweekcyclus – terug te rekenen. De startdatum betreft dan 1 november 2018.
(…)
6. Wederrechtelijk verkregen voordeel
(…)
(…) Vaststelling opbrengst per oogst
Aangetroffen planten/potten
In de kwekerij stonden minimaal 475 hennepplanten, verdeeld over twee kweekruimtes. Het aantal planten per m2 was in beide kweekruimtes gelijk.
(…)
Per m2 stonden er 16 hennepplanten.
Opbrengst hennep per plant
In het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant. (…)
De opbrengst aan hennep per plant van deze kwekerij is volgens de tabel minimaal 27,7 gram.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:
475 planten x 27,7 gram = 13,16 kilogram
Financiële opbrengst per oogst
(…) De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal € 4.070,- per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 13,16 kilogram x € 4.070 =€ 53.561,20.

Vaststelling eerdere oogst(en)

In de hierna vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van3reeds eerder gerealiseerde oogst(en). Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst. De vermelde eerdere oogst(en) is vastgesteld op basis van ingesteld onderzoek, waarbij de volgende aanwijzingen bleken.
(…)Hennepresten
(…) verdroogde resten van hennepplanten waren aangetroffen op diverse plaatsen in de woning. Ook waren er verdroogde hennepbladeren zichtbaaronderde potten van de huidige kweek.
(…) geoogste henneptoppen werden aangetroffen in een plastic zakje.
(…)Stof op voorwerpen
Er lag stof op:
(…) de kappen van armaturen van de assimilatielampen.
(…) het stoffilter van de koolstofcilinder.
(…) de aanwezige elektra.
Vervuiling met stof in een hennepkwekerij treedt pas na langere tijd op (…)
(…)Knipscharen
(…) In de woning werden knipschaartjes aangetroffen. Op deze knipschaartjes bevonden zich hennepresten.
(…)Kalkafzetting
(…) Er werd kalkafzetting waargenomen op de potten, het zeil en op de dompelpomp.
Kalkafzetting treedt pas na langere tijd op.
(…)
Kostenberekening
(…)
In zijn algemeenheid is uit het onderzoek gebleken dat [belanghebbende] de vaste lasten en wat andere kosten betaalde voor de bewoners van de woningen waarin hij hennepkwekerijen plaatste en/of exploiteerde. Waar met betrekking tot de kwekerij aan de [adres 2] te [plaats 2] uit het Whatsapp-contact tussen [belanghebbende] en bewoner (…) is gebleken van een betaling van [belanghebbende] aan (…), is er van uit gegaan dat deze betaling is geschied bij wijze van tegenprestatie voor het ter beschikking stellen van de woning. (…)
  • Huur: uit de verklaring van bewoner (…) blijkt dat zijn huur ongeveer 467 euro betrof. Aangezien een kweekcyclus 10 weken bedraagt, zijn de kosten voor de huur per oogst dus 2,5 x € 467 =€ 1167,50.
  • Overige kosten: uit het Whatsapp-contact tussen [belanghebbende] en bewoner (…) is gebleken dat er door [belanghebbende] de onderstaande betalingen zijn verricht:
o
€ 500,00 (Whatsapp-gesprek van 18 augustus 2018. Niet geheel duidelijk waarvoor de betaling was (mogelijk huur), maar ten gunste van [belanghebbende] als kostenpost aangemerkt.)
o
€ 157,00 (Whatsapp-gesprek van 28 augustus 2018. Kosten stroom.)
o
€ 172,00 (Whatsapp-gesprek van 19 november 2018. Kosten stroom.)
o
€ 300,00 (Whatsapp-gesprek van 29 december 2018. Niet geheel duidelijk waarvoor de betaling was (mogelijk huur), maar ten gunste van [belanghebbende] als kostenpost aangemerkt.)
o
€ 83,00 (Whatsapp-gesprek van 6 maart 2019. In het gesprek wordt een bedrag van € 550 genoemd voor de huur en stroom. Aangezien de kosten van de huur per oogst hierboven al apart berekend zijn, is het bedrag aan huur van de € 550 afgetrokken. € 550 - € 467 = € 83,00)
Totaalbedrag overige betalingen = € 1212,00. Dit bedrag gedeeld door het aantal oogsten (3) zijn de kosten per oogst. 1212 / 3 =€ 404,00.
Het totaalbedrag aan huisvestingskosten per oogst is dus € 1167,50 + € 404 =€ 1571,50
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het rapport van Functioneel Parket Afpakken, als volgt:
Afschrijvingskosten
: 400 t/m 499 planten (zie tabel bijlage)
300,00
Hennepstekken
: 475 planten per oogst x € 3,81
1809,75
Variabele kosten
: 475 planten per oogst x € 3,88 =
1843,00
Elektriciteitskosten
: n.v.t.
0,00
Kosten knippers
: n.v.t.
0,00
Huisvestigingskosten
: extra kosten per oogst
1571,50
Totaal aan kosten
:
5524,25

Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel

Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:

Bruto opbrengst 3 oogsten X € 53.561,20
€ 160.683,60
Totale kosten 3 oogsten X € 5524,25
€ -/- 16.572,75
Wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 144.110,85
(…) In dit onderzoek is slechts één verdachte betrokken. Er zijn echter wel aanwijzingen dat de verdachte genoemd in dit rapport niet alleen opereerde, (…)
(…)
(…) Uit Whatsappgesprekken tussen de bewoner van deze woning en [belanghebbende] is gebleken tot het aannemelijk is dat de hennepkwekerij in ieder geval in de periode van 1 november 2018 – 11 juli 2019 in werking was. Het is aannemelijk dat in deze periode van 36 weken 3 keer werd geoogst.”
3.11.
De inspecteur heeft van de Officier van Justitie een afschrift ontvangen van het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij in de woning aan de [adres 3] te [plaats 1] , van 27 september 2019. Daarin staat onder meer:
Ontnemingsperiode
Van vrijdag 1 februari 2019 tot donderdag 11 juli 2019. Deze periode beslaat 23 weken. Deze ontnemingsperiode is als volgt tot stand gekomen:
Uit het Whatsapp-contact met de bewoonster van de [adres 3] blijkt dat het eerste verzonden bericht dateert van 13 januari 2019. Tijdens de verhoren verklaarden beide hoofdbewoners dat de ruimte waarin de kwekerij werd aangetroffen vanaf februari verhuurd werd.
(…)
6. Wederrechtelijk verkregen voordeel
(…)
(…) Vaststelling opbrengst per oogst
Aangetroffen planten/potten
In de kwekerij stonden minimaal 446 hennepplanten.
(…)
Per m2 stonden er 16 hennepplanten.
Opbrengst hennep per plant
In het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant. (…)
De opbrengst aan hennep per plant van deze kwekerij is volgens de tabel minimaal 27,7 gram.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:
446 planten x 27,7 gram = 12,35 kilogram
Financiële opbrengst per oogst
(…) De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal € 4.070,- per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 12,35 kilogram x € 4.070 =€ 50.264,50.

Vaststelling eerdere oogst(en)

In de hierna vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van1reeds eerder gerealiseerde oogst. In een periode van 23 weken is het – uitgegaan van een gemiddelde kweekcyclus van tien weken – aannemelijk dat er 2 oogsten plaats hebben kunnen vinden. Echter bleek het, gezien de lengte van de planten die op 11 juli 2019 werden aangetroffen, onwaarschijnlijk dat ze 3 weken oud waren. Omdat deze planten waarschijnlijk ouder waren is er uitgegaan van ‘slechts’ één eerdere oogst.
De vermelde eerdere oogst(en) is vastgesteld op basis van ingesteld onderzoek, waarbij de volgende aanwijzingen bleken.
(…)Hennepresten
(…) verdroogde resten van hennepplanten / hennepstekjes
(…)Kalkafzetting
In de kweekruimte bevond zich kalkafzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten.
(…)Stof op koolstoffilters
De aangetroffen koolstoffilters waren in de kwekerij bevestigd met plastic strips. Het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild. Bij het verplaatsen van de bevestiging bleek dat op de plaats(en) waar deze was aangebracht, het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is opgetreden nadat de koolstoffilters in de kwekerij waren bevestigd. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op (…)
(…)Stof op voorwerpen
Er lag stof op:
(…) de kappen van armaturen van de assimilatielampen.
(…) het stoffilter van de koolstofcilinder.
(…) deurkozijn.
Vervuiling met stof in een hennepkwekerij treedt pas na langere tijd op (…)
(…)Knipscharen
(…) In de kwekerij werden knipschaartjes aangetroffen. Op deze knipschaartjes bevonden zich hennepresten.
(…)Potgrond/wortelresten
(…) In de kwekerij werden een aantal (vuilnis)zakken met potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich gebruikte stekblokjes/rondjes met wortelresten. Verder hadden diverse stukken samengeperste potgrond dezelfde vorm en inhoud als de lege potten die in de kwekerij waren aangetroffen. Aannemelijk is dat deze potgrond zich in een eerder stadium in deze potten had bevonden.
(…)
Kostenberekening
(…)
Tijdens het verhoor van verdachten (…), de verhuurders van de ruimte, verklaarden zij dat [belanghebbende] maandelijks 500 euro betaalde voor de huur van de ruimte.
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het rapport van Functioneel Parket Afpakken, als volgt:
Afschrijvingskosten
: 400 t/m 499 planten (zie tabel bijlage)
300,00
Hennepstekken
: 446 planten x € 3,81
1.699,26
Variabele kosten
: 446 planten x € 3,88 =
1.730,48
Elektriciteitskosten
: n.v.t.
0,00
Kosten knippers
: n.v.t.
0,00
Huisvestigingskosten
: 6 maanden huur a € 500,00 per maand
3.000,50
Totaal aan kosten
:
6.729,74

Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel

Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:

Bruto opbrengst 1 oogsten X € 50.427,30
€ 50.264,50
Totale kosten 1 oogsten X € 6729,74
€ -/- 6.729,74
Wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 43.534,76
(…) In dit onderzoek is slechts één verdachte betrokken. Er zijn echter wel aanwijzingen dat de verdachte genoemd in dit rapport niet alleen opereerde, (…)
(…)
(…) Uit Whatsappgesprekken tussen een bewoner van deze woning en [belanghebbende], alsmede de verklaringen van de hoofdbewoners van het adres, is gebleken dat de ruimte door [belanghebbende] werd gehuurd vanaf 1 februari 2019. De kwekerij werd ontdekt op 11 juli 2019. Dit is een periode van ongeveer 23 weken. (…)”
3.12.
De inspecteur heeft van de Officier van Justitie een afschrift ontvangen van het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij in de woning aan de [adres 4] te [plaats 2] , van 2 oktober 2019. Daarin staat onder meer:
Ontnemingsperiode
Van donderdag 13 september 2018 tot woensdag 31 juli 2019. Deze periode beslaat 45 weken.
(…) De ontnemingsperiode is als volgt tot stand gekomen:
Uit de verklaringen van de huurder van het pand (…) en de eigenaar / verhuurder van het pand (…) blijkt dat [de huurder van het pand] de woning sinds maart of april 2018 huurde. [De huurder van het pand] verklaart zelf dat hij werd benaderd en dat de woning werd gehuurd met het doel om er hennep in te gaan kweken.
In de politiesystemen staat vermeld dat een direct omwonende van het pand op 13 september 2018 een melding maakt van stankoverlast. (…) Ook een politieambtenaar van basisteam Peelland constateerde in oktober 2018 een hennepgeur in de directe omgeving van de [adres 4] (…).
(…)
Aangezien er op 13 september 2019 (lees: 2018) al een melding is gedaan van een hennepgeur in de directe omgeving van de [adres 4] te [plaats 2] , deze geur ook in 10 oktober 2018 door een politieambtenaar werd geconstateerd en de woning al van meet af aan werd gehuurd met het doel om hennep te kweken (…) is het aannemelijk dat er ook vóór december 2018 al hennep werd gekweekt. Als startdatum van de ontnemingsperiode is derhalve gekozen voor 13 september 2018, de datum van de eerste melding.
(…)
6. Wederrechtelijk verkregen voordeel
(…)
(…) Vaststelling opbrengst per oogst
Aangetroffen planten/potten
In de kwekerij stonden minimaal 488 hennepplanten.
(…)
Per m2 stonden er 16 hennepplanten.
Opbrengst hennep per plant
In het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant. (…)
De opbrengst aan hennep per plant van deze kwekerij is volgens de tabel minimaal 27,7 gram.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:
488 planten x 27,7 gram = 13,52 kilogram
Financiële opbrengst per oogst
(…) De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal € 4.070,- per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 13,52 kilogram x € 4.070 =€ 55.026,40.

Vaststelling eerdere oogst(en)

In de hierna vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van4reeds eerder gerealiseerde oogst(en). Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst. De vermelde eerdere oogst(en) is vastgesteld op basis van ingesteld onderzoek, waarbij de volgende aanwijzingen bleken.
(…)Hennepresten
(…) er werden verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen.
(…) er werden verdroogde hennepstekjes aangetroffen.
(…)Kalkafzetting
In de kweekruimte bevond zich een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten. De hoogte van de op kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand kwam overeen.
(…)Stof op voorwerpen
Er lag stof op:
(…) de kappen van de armaturen van de assimilatielampen.
(…) het stoffilter van de koolstofcilinder.
(…) de aanwezige elektra.
(…) het rotorblad van de ventilator.
Vervuiling met stof in een hennepkwekerij treedt pas na langere tijd op (…)
(…)Potgrond/wortelresten
(…) In de woning werden een aantal (vuilnis)zakken met potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich gebruikte stekblokjes/rondjes met wortelresten. Verder hadden diverse stukken samengeperste potgrond dezelfde vorm en inhoud als de lege potten die in de kwekerij waren aangetroffen. Aannemelijk is dat deze potgrond zich in een eerder stadium in deze potten had bevonden.
(…)Overige aanwijzingen eerdere oogsten
In de woning werden twee gebruikte overalls aangetroffen. Op de overalls waren hennepresten zichtbaar.
(…)
Kostenberekening
(…)
Uit onderzoek is gebleken dat de woning werd gehuurd voor een bedrag van € 800,- per maand, vanaf maart of april 2018. (…) De huurbetalingen vanaf maart 2018 zijn derhalve in dit rapport in mindering gebracht.
De periode maart 2018 – juli 2019 bedraagt 17 maanden. 17 x € 800,- = € 13.600,-. Dit betreffen echter de kosten voor de huur over de gehele periode. Omdat wordt uitgegaan van vier oogsten, zijn de (huur)kosten per oogst € 13.600,- / 4 = € 3.400,-.
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het rapport van Functioneel Parket Afpakken, als volgt:
Afschrijvingskosten
: 400 t/m 499 planten (zie tabel bijlage)
300,00
Hennepstekken
: 488 planten per oogst x € 3,81
1859,28
Variabele kosten
: 488 planten per oogst x € 3,88 =
1893,44
Elektriciteitskosten
: n.v.t.
0,00
Kosten knippers
: n.v.t.
0,00
Huisvestigingskosten
: extra kosten per oogst
3.400,00
Totaal aan kosten
:
7.452,72

Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel

Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:

Bruto opbrengst 4 oogsten X € 55.026,40
€ 220.105,60
Totale kosten 4 oogsten X € 7.452,72
€ -/- 29.810,88
Wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 190.294,72
(…) In dit onderzoek is slechts één verdachte betrokken. Er zijn echter wel aanwijzingen dat de verdachte genoemd in dit rapport niet alleen opereerde, (…)
(…)
(…) Uit het onderzoek (…) is gebleken dat [belanghebbende] in de woning gelegen aan de [adres 4] te [plaats 2] een hennepkwekerij exploiteerde. Mede door een melding van stankoverlast en de constatering van een hennepgeur door een politieambtenaar is het aannemelijk dat de hennepkwekerij in de periode 13 september 2018 – 31 juli 2019 in werking was. Het is aannemelijk dat er in deze periode van 45 weken 4 keer werd geoogst. (…)”
3.13.
De inspecteur heeft van de Officier van Justitie een afschrift ontvangen van het proces-verbaal witwasonderzoek, van 20 oktober 2019. Daarin staat onder meer:
“Voor u ligt het proces-verbaal dat naar aanleiding van het financiële onderzoek in relatie tot onderzoek ‘ [naam 2] ’ is geschreven.
(…)
Uit de Basisregistratie persoonsgegevens blijkt dat de ouders van [belanghebbende] betreffen:
[vader]
(…)
Volgens verkregen gegevens van de Belastingdienst beschikte [vader] over de volgende bankrekeningen (…)
Saldi per 01-01
2014
2015
2016
2017
(…)
€ 190
-/- € 1.315
-/- € 1.781
€ 152
(…)
-/- € 11.391
-/- € 14.792
-/- € 15.491
-/- € 15.892
(…)
1.1
Opstart onderzoek
Op 6 juni 2019 werd onder leiding van de officier van justitie, (…) een opsporingsonderzoek gestart contra [belanghebbende] (…)
1.10.1
Nieuw ontdekte strafbare feiten in de loop van het onderzoek
Gedurende het onderzoek werden er drie in werking zijnde hennepkwekerijen aangetroffen, waarvan uit feiten en omstandigheden [belanghebbende] als verdachte kon worden aangewezen. Het betroffen hennepkwekerijen in woningen gelegen aan de onderstaande adressen:
- [adres 2] te [plaats 2]
- [adres 3] te [plaats 1]
- [adres 4] te [plaats 2]
Bij ieder van de hierboven genoemde locaties bleken er sleutels van de onder verdachte [belanghebbende] in beslag genomen sleutelbossen te passen op de deuren. Tevens bleek uit track and trace -gegevens van enkele van de door verdachte [belanghebbende] gehuurde de voertuigen dat deze voertuigen geparkeerd hebben gestaan in de directe omgeving van de bovengenoemde locaties.”
3.14.
De inspecteur heeft een belastingcontrole ingesteld naar de aanvaardbaarheid van belanghebbendes aangifte(n) IB/PVV van de jaren 2018 tot en met 2019. Het controlerapport van 28 april 2021 is op diezelfde datum aan belanghebbende aangeboden. In dat rapport staat onder meer:
“De vermogensvergelijking geeft de volgende uitkomst:
2018
2019
Beginvermogen
1.012,00
-181,00
Inkomsten +/+
36.127,86
35.439,21
Eindvermogen -/-
181,00
99,00
Beschikbaar voor het doen van uitgaven
37.320,86
35.357,21
Werkelijk gedane uitgaven -/-
-72.959,79
-92.388,21
Verschil
-35.638,93
-57.031,00
De uitkomst (verschil) van de vermogensvergelijking laat in 2018 en 2019 een negatief bedrag zien. Dit betekent dat er in 2018 en 2019 meer geld is uitgegeven aan werkelijk gedane uitgaven dan mogelijk is vanuit de beschikbare vermogens en de aangegeven inkomsten. Dit leid tot de conclusie dat de inkomsten volgens de aangiften in 2018 en 2019 te laag zijn.
(…)
9.2
Correcties Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen 2018 en 2019
2018
2019
Aangegeven inkomen volgens aangifte
9.805,00
4.683,00
Correcties
Hennepkwekerij [adres 2] [plaats 2]
160.653,00
Hennepkwekerij [adres 3] [plaats 1]
50.281,00
Hennepkwekerij [adres 4] [plaats 2]
41.713,00
123.920,00
Vastgesteld inkomen na correctie
51.518,00
339.537,00
(…)
10.2
Primitieve aanslag Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen 2019
Over de correctie genoemd onder punt 6 ben ik voornemens naast de aanslag een vergrijpboete ingevolge artikel 67d Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en 26 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst op te leggen. De voorgenomen vergrijpboete bedraagt 50%.”
3.15.
Belanghebbende heeft, na daarvoor te zijn uitgenodigd, over 2019 aangifte gedaan naar (enkel) een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.683.
3.16.
Bij het opleggen van de aanslag heeft de inspecteur op basis van het rapport van 28 april 2021 € 334.854 aan resultaat uit overige werkzaamheden bijgeteld, resulterend in een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 339.537.
3.17.
In de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur enerzijds het inkomen uit de hennepkwekerijen op een hoger bedrag gesteld (te weten € 376.026), maar anderzijds alsnog rekening gehouden met bij de hennepteelt gemaakte kosten tot een bedrag van € 48.061, resulterend in een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 332.647.
3.18.
Het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft op 14 september 2023 uitspraak gedaan in de ontnemingszaak tegen belanghebbende. Daarbij is het door belanghebbende in de periode 1 november 2018 tot 11 juli 2019 wederrechtelijk verkregen voordeel uit de betrokkenheid bij hennepteelt geschat op in totaal € 119.820. Daarbij heeft het Hof het voordeel van de hennepkwekerijen in de [adres 2] te [plaats 2] , in de [adres 3] te [plaats 1] en in de [adres 4] te [plaats 2] in aanmerking genomen.
Heeft de inspecteur de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?
Omkering bewijslast
4. De inspecteur stelt dat belanghebbende niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Als de vereiste aangifte niet is gedaan, dan wordt het beroep ongegrond verklaard, tenzij blijkt dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (‘omkering en verzwaring van de bewijslast’). [1]
4.1.
Belanghebbende heeft over 2019 aangifte IB/PVV gedaan. De inspecteur stelt echter dat deze onjuist is gedaan en ten onrechte een inkomen uit werk en woning van € 4.683 is vermeld. Als aan een aangifte inhoudelijke gebreken kleven, dan kan dat tot gevolg hebben dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Daarvoor moet aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast worden vastgesteld:
dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de belasting die volgens de aangifte verschuldigd is verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting;
dat het gaat om een aanzienlijk bedrag aan de belasting die als gevolg van de gebreken in de aangifte niet zou zijn geheven; en
dat de belastingplichtige op het moment van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat door de gebreken een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. [2]
4.1.1.
De inspecteur stelt dat belanghebbende niet de vereiste aangifte over 2019 heeft gedaan omdat belanghebbende in 2019 aanzienlijke inkomsten uit hennepteelt heeft genoten die belanghebbende niet heeft aangegeven.
4.1.2.
Belanghebbende ontkent betrokkenheid bij de teelt van hennep en wijst erop dat hij hiervan door de strafrechter is vrijgesproken. Hij stelt dat het in zijn woning aangetroffen contante geld afkomstig was uit een erfenis van zijn ouders. Zijn vader zou dit geld gespaard hebben en zou dit contant in huis hebben gehad.
4.1.3.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende over 2019 niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Algemeen
4.1.4.
De volgende omstandigheden duiden erop dat belanghebbende zich heeft beziggehouden met de teelt van hennep:
  • in januari 2017 en in mei 2018 bevond belanghebbende zich in een voertuig waarin zich materialen bevonden die worden gebruikt in/voor een hennepkwekerij (zie 3.5);
  • in mei 2017 heeft de politie in een hennepkwekerij een flesje en een blikje aangetroffen met daarop DNA van belanghebbende (zie 3.5);
  • bij zijn aanhouding op 6 juni 2019 had belanghebbende een bedrag van € 2.140 in contanten bij zich (zie 3.1) en een aantal bonnetjes van (contante) aankopen van goederen bij bouwmarkten die gebruikt kunnen worden bij het opzetten of onderhouden van een hennepkwekerij (zie 3.1 in combinatie met 3.9);
  • bij de doorzoeking van belanghebbendes woning op 6 juni 2019 zijn in beslag genomen een bedrag van € 52.500 in contanten, een gereedschapskoffertje met daarin materialen ten behoeve van werkzaamheden aan een meterkast en een grote hoeveelheid aan apparatuur en middelen die worden gebruikt bij de teelt van hennep;
  • belanghebbende had in 2018 een negatief netto privé van ruim € 35.000 en had in 2019 een negatief netto privé van ruim € 57.000 (zie 3.14).
Dat belanghebbende de hiervoor bedoelde contanten (deels) heeft geërfd van zijn ouders (zie ook 3.6) en dat belanghebbendes vader dit geld had gespaard acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank wijst er daarbij op dat de vader van belanghebbende in de jaren 2014 tot en met 2017 een schuld had bij de bank die varieerde van ruim € 11.000 tot ruim € 17.000 (zie 3.13). De rechtbank acht niet aannemelijk dat iemand enerzijds circa € 50.000 aan contanten bezit en anderzijds een aanzienlijke schuld bij de bank heeft.
Hennepkwekerij aan de [adres 2] te [plaats 2]
4.1.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende betrokken was bij de hennepkwekerij die op 11 juli 2019 is aangetroffen in de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] . De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat belanghebbende op 5 januari 2019 aan de bewoner van deze woning heeft doorgegeven dat hij net is geweest en dat ze donderdag naar de kapper gaan (zie 3.10). De rechtbank leidt hieruit af dat belanghebbende op dat moment net bij de hennepkwekerij was geweest en dat de hennepplanten op donderdag 10 januari 2019 zouden worden geoogst. Verder blijkt uit Whatsapp-contact tussen belanghebbende en de bewoner van deze woning dat belanghebbende kosten van de hennepkwekerij voor zijn rekening heeft genomen (zie eveneens 3.10).
4.1.6.
De rechtbank acht verder aannemelijk dat deze hennepkwekerij in 2019 tot drie oogsten heeft geleid. De rechtbank komt tot dit oordeel door:
  • de omstandigheid dat de planten op 10 januari 2019 zijn geoogst (zie 4.1.5), terwijl de hennepkwekerij is ontdekt op 11 juli 2019 en een kweekcyclus gemiddeld 10 weken bedraagt;
  • de aanwezigheid van resten van hennepplanten en geoogste henneptoppen in de woning en/of de hennepkwekerij (zie 3.10);
  • de aanwezigheid van stof op de kweekapparatuur en elektra in de hennepkwekerij (zie 3.10);
  • de aanwezigheid in de woning van knipschaartjes met daarop hennepresten (zie 3.10);
  • de aanwezigheid in de hennepkwekerij van kalkafzetting op de potten, het zeil en de dompelpomp (zie 3.10).
4.1.7.
De rechtbank acht ook aannemelijk dat met de hennepkwekerij in 2019 een netto opbrengst is behaald van minimaal € 144.110. De inspecteur heeft de bruto opbrengst van de hennepkwekerij en het bedrag aan kosten gebaseerd op het in 3.10 bedoelde Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, waarin de opbrengst van de hennepkwekerij is berekend aan de hand van daarvoor geldende normen uit het zogenoemde BOOM-rapport. [3]
4.1.8.
De rechtbank acht, gelet op wat is overwogen in 4.1.5, meer dan aannemelijk dat belanghebbende ten minste een aanzienlijk deel van de in 4.1.7 bedoelde netto opbrengst heeft genoten.
Hennepkwekerij aan de [adres 3] te [plaats 1]
4.1.9.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende betrokken was bij de hennepkwekerij die op 11 juli 2019 is aangetroffen in de woning aan de [adres 3] te [plaats 1] . De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat belanghebbende (een deel van) deze woning heeft gehuurd vanaf februari 2019 (zie 3.11), de bewoonster van de woning aan belanghebbende doorgaf dat ze op vakantie ging en daarbij het nummer van een andere bewoner van de woning aan belanghebbende doorgaf (zie 3.9) en belanghebbende beschikte over sleutels die toegang gaven tot de woning en de daarin aangetroffen hennepkwekerij (zie 3.9).
4.1.10.
De rechtbank acht verder aannemelijk dat deze hennepkwekerij in 2019 tot minimaal één oogst heeft geleid. De rechtbank komt tot dit oordeel door:
  • de omstandigheid dat belanghebbende (een deel van) de woning heeft gehuurd vanaf februari 2019, terwijl de hennepkwekerij is ontdekt op 11 juli 2019 en een kweekcyclus gemiddeld 10 weken bedraagt (zie 3.8 in combinatie met 3.9);
  • de aanwezigheid van verdroogde resten van hennepplanten en hennepstekjes in de kweekruimten (zie 3.11);
  • de aanwezigheid in de hennepkwekerij van kalkafzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten (zie 3.11);
  • de vervuiling van het filterdoek van de in de kwekerij aangetroffen koolstoffilters (zie 3.11);
  • de aanwezigheid van stof op de kweekapparatuur en deurkozijn in de hennepkwekerij (zie 3.11);
  • de aanwezigheid in de hennepkwekerij van knipschaartjes met daarop hennepresten (zie 3.11);
  • de in de hennepkwekerij aangetroffen potgrond met daarin gebruikte stekblokjes/rondjes met wortelresten (zie 3.11).
4.1.11.
De rechtbank acht ook aannemelijk dat met de hennepkwekerij in 2019 een netto opbrengst is behaald van minimaal € 43.534. De inspecteur heeft de bruto opbrengst van de hennepkwekerij en het bedrag aan kosten gebaseerd op het in 3.11 bedoelde Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, waarin de opbrengst van de hennepkwekerij is berekend aan de hand van daarvoor geldende normen uit het zogenoemde BOOM-rapport.
4.1.12.
De rechtbank acht, gelet op wat is overwogen in 4.1.9, meer dan aannemelijk dat belanghebbende ten minste een aanzienlijk deel van de in 4.1.11 bedoelde netto opbrengst heeft genoten.
Hennepkwekerij aan de [adres 4] te [plaats 2]
4.1.13.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur ook aannemelijk gemaakt dat belanghebbende betrokken was bij de hennepkwekerij die op 31 juli 2019 is aangetroffen in de woning aan de [adres 4] te [plaats 2] . De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat belanghebbende beschikte over sleutels die pasten op de deuren op deze locatie en dat een door hem gehuurd voertuig in de directe nabijheid is gesignaleerd.
4.1.14.
De rechtbank acht verder aannemelijk dat deze hennepkwekerij in 2019 tot minimaal drie oogsten heeft geleid. De rechtbank komt tot dit oordeel door:
  • de omstandigheid dat de woning sinds maart of april 2018 werd gehuurd met het doel om er hennep in te gaan kweken, terwijl de hennepkwekerij is ontdekt op 31 juli 2019 en een kweekcyclus gemiddeld 10 weken bedraagt (zie 3.12);
  • de omstandigheid dat in september 2018 een direct omwonende van de woning een melding maakte van stankoverlast en in oktober 2018 door een politieambtenaar in de directe omgeving een hennepgeur werd geconstateerd (zie 3.12);
  • de aanwezigheid van verdroogde resten van hennepplanten en hennepstekjes in de kweekruimten (zie 3.12);
  • de aanwezigheid in de kweekruimten van een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de potten (zie 3.12);
  • de aanwezigheid van stof op de kweekapparatuur en elektra in de hennepkwekerij (zie 3.12);
  • de in de woning aangetroffen potgrond met daarin gebruikte stekblokjes/rondjes met wortelresten (zie 3.12);
  • de aanwezigheid in de woning van overalls met daarop hennepresten (zie 3.12).
4.1.15.
De rechtbank acht ook aannemelijk dat met de hennepkwekerij in 2019 een netto opbrengst is behaald van minimaal € 140.320. De inspecteur heeft de bruto opbrengst van de hennepkwekerij en het bedrag aan kosten gebaseerd op het in 3.12 bedoelde Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, waarin de opbrengst van de hennepkwekerij is berekend aan de hand van daarvoor geldende normen uit het zogenoemde BOOM-rapport.
4.1.16.
De rechtbank acht, gelet op wat is overwogen in 4.1.13, meer dan aannemelijk dat belanghebbende ten minste een aanzienlijk deel van de in 4.1.15 bedoelde netto opbrengst heeft genoten.
Tussenconclusie
4.1.17.
Met wat is overwogen in 4.1.8, 4.1.12 en 4.1.16 is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat belanghebbende een zodanig inkomen heeft genoten dat de volgens de aangifte IB/PVV verschuldigde belasting absoluut en verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de belasting die (tenminste) werkelijk verschuldigd is. Het is een feit van algemene bekendheid dat inkomsten uit hennepteelt moeten worden aangegeven. Belanghebbende moet zich dan ook, ten tijde van het doen van de aangifte IB/PVV 2019, ervan bewust zijn geweest dat door het niet aangeven van deze inkomsten een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Dat betekent dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan.
4.1.18.
Omdat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, wordt de bewijslast omgekeerd en verzwaard. Dit geldt voor zowel de aanslag IB/PVV als de aanslag Zvw.
Hoogte van de aanslagen
4.2.
Bij omkering en verzwaring van de bewijslast moet de rechtbank beoordelen:
of sprake is van een redelijke – niet willekeurige – schatting door de inspecteur, en, zo ja,
of belanghebbende heeft doen blijken dat en in hoeverre de aanslag onjuist is.
4.2.1.
De berekening van de netto opbrengst van de hennepkwekerijen van € 144.110 (zie 4.1.7), € 43.534 (zie 4.1.11) en € 140.320 (zie 4.1.15) aan de hand van het rapport BOOM, is niet onredelijk of willekeurig. [4] Naar het oordeel van de rechtbank is het evenmin onredelijk om de gehele opbrengst van de hennepkwekerijen aan belanghebbende toe te rekenen. In de in 3.10 tot en met 3.12 bedoelde rapporten staat weliswaar dat er aanwijzingen zijn dat belanghebbende niet alleen opereerde, maar daarmee is niets bekend over de onderlinge verhoudingen tussen betrokkenen. Belanghebbende is bij uitstek degene die openheid kan geven over de gang van zaken rond de hennepkwekerijen, meer in het bijzonder wie welke rol heeft gespeeld. Belanghebbende heeft echter in het geheel geen openheid gegeven. Gelet daarop is het uitgangspunt dat de gehele opbrengst van de hennepkwekerijen aan belanghebbende toekomt evenmin onredelijk. [5]
4.2.2.
Belanghebbende heeft op geen enkele wijze doen blijken dat het onjuist is om de in 4.2.1 bedoelde opbrengst aan hem toe te rekenen.
4.2.3.
Gelet op wat is overwogen in 4.2.1, rekent de rechtbank de gehele netto opbrengst uit de hennepkwekerijen van € 327.964 toe aan belanghebbende en is belanghebbendes in 2019 genoten belastbaar inkomen uit werk en woning, zoals dat luidt na de uitspraak op bezwaar, juist (zie 3.17). De aanslag Zvw 2019, die is opgelegd naar het voor dat jaar geldende maximum bijdrage-inkomen van € 51.244, blijft in stand.
Heeft de inspecteur de belastingrente op de juiste bedragen vastgesteld?
4.3.
De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de belastingrentebeschikkingen. Nu de aanslagen in stand blijven, heeft hetzelfde te gelden voor de belastingrentebeschikkingen.
Heeft de inspecteur de boete terecht en op het juiste bedrag vastgesteld?
4.4.
De inspecteur heeft bij de aanslag IB/PVV op grond van artikel 67d van de AWR een vergrijpboete opgelegd van 50%.
4.4.1.
Gelet op de omstandigheden als bedoeld in 4.1.4 tot en met 4.1.18, is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur overtuigend heeft aangetoond dat belanghebbende opzettelijk een onvolledige aangifte IB/PVV 2019 heeft gedaan, waardoor de aanslag IB/PVV 2019 tot een te laag bedrag is vastgesteld. De vergrijpboete is terecht opgelegd.
4.4.2.
De rechtbank acht hier een boete van 50% passend en geboden. De omstandigheid dat de boetegrondslag is komen vast te staan met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast, is voor de rechtbank in dit geval geen aanleiding om de boete te matigen. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding omdat is aangesloten bij de rapporten wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank acht een boete van € 80.922 passend en geboden.
4.4.3.
Wel vormt de duur van de procedure voor de rechtbank aanleiding tot matiging van de boete, omdat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in eerste feitelijke instantie. Als aanvangsmoment van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het EVRM geldt 28 april 2021 omdat het voornemen tot het opleggen van een boete op die datum aan belanghebbende is meegedeeld (zie 3.14). De rechtbank doet uitspraak op 28 februari 2024. Sinds de aanvang van de redelijke termijn zijn dus twee jaren en tien maanden verstreken. De redelijke termijn is dan overschreden met tien maanden. De boete wordt daarom gematigd met 10%. [6] Dit leidt tot een boete van € 72.829.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond omdat de aanslagen en de belastingrentebeschikkingen in strand blijven. De matiging van de boete in verband met undue delay maakt het beroep niet gegrond.
5.1.
Omdat het beroep ongegrond is krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn griffierecht en proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;
- vermindert de boete tot € 72.829.
Deze uitspraak is gedaan op 28 februari 2024 door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van publicatie op rechtspaak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [7]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
2.Vgl. onder andere Hoge Raad 30 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1083.
3.Met inachtneming van de update van het Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016.
4.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 april 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1709.
5.Vgl. Hoge Raad 22 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY2681.
6.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 juni 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2713.
7.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.