ECLI:NL:RBZWB:2024:131
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar motorrijtuigenbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De zaak betreft een niet-betaalde rekening voor motorrijtuigenbelasting (MRB) die aan de belanghebbende was uitgereikt. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van de belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Dit is gebaseerd op het feit dat tegen een niet-betaalde rekening MRB geen bezwaar kan worden gemaakt, aangezien deze rekening niet wordt aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking volgens de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De rechtbank benadrukt dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de tijdige betaling van de MRB en dat de rekening enkel een herinnering is voor de betalingsverplichting.
De rechtbank gaat verder in op de stelling van de belanghebbende dat er een schending is van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, omdat hij niet kan opkomen tegen de rekening. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende niet voldoende relevante feiten heeft aangevoerd om aan te tonen dat het Unierecht van toepassing is. Zelfs als de zaak onder het Unierecht zou vallen, blijft het bezwaar tegen de rekening niet-ontvankelijk. De rechtbank wijst erop dat er wel rechtsmiddelen beschikbaar zijn voor de belanghebbende, zoals bezwaar tegen de voldoening op aangifte of tegen een naheffingsaanslag.
De rechtbank besluit dat het beroep kennelijk ongegrond is en dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.