ECLI:NL:RBZWB:2024:130
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen niet betaalde rekening motorrijtuigenbelasting en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De zaak betreft een niet-betaalde rekening motorrijtuigenbelasting (MRB) die aan de belanghebbende was uitgereikt. De rechtbank oordeelt dat tegen een niet-betaalde rekening MRB geen bezwaar kan worden gemaakt, omdat deze rekening op zichzelf geen voor bezwaar vatbare beschikking is volgens de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende verantwoordelijk is voor de tijdige betaling van de MRB en dat het verzenden van een rekening enkel een herinnering aan de betalingsverplichting is.
De rechtbank overweegt verder dat, hoewel de belanghebbende stelt dat zijn rechten onder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn geschonden, hij niet voldoende feiten heeft aangevoerd om aan te tonen dat het Unierecht van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende geen rechtsmiddelen kan aanwenden tegen de onbetaalde rekening MRB en dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
De rechtbank wijst ook het verzoek van de belanghebbende om een rentevergoeding af, omdat er geen aanleiding is voor een inhoudelijke beoordeling. Tot slot wordt opgemerkt dat de rechtbank geen aanleiding ziet om prejudiciële vragen te stellen aan de Unierechter. De uitspraak van de rechtbank houdt in dat het beroep ongegrond is en de uitspraak op bezwaar in stand blijft.