ECLI:NL:RBZWB:2024:1214
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarden voor een niet-woning door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 28 februari 2024, zijn de beroepen van belanghebbende, een B.V. die gebruiker is van een onroerende zaak, tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland ongegrond verklaard. De rechtbank beoordeelt de WOZ-waarden van de onroerende zaak, die bestaat uit een hotel, kasteel, koetshuis en woonhuis, voor de jaren 2020 en 2021. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op respectievelijk € 2.593.000 en € 2.657.000, waarbij gebruik is gemaakt van de huurwaardekapitalisatiemethode. Belanghebbende betwistte de vastgestelde waarden, onder andere vanwege de impact van de coronapandemie en de onderbouwing van de kapitalisatiefactor. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarden niet te hoog zijn vastgesteld en dat de coronapandemie geen invloed had op de waardepeildatum. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af, omdat de vertraging mede te wijten was aan het handelen van de gemachtigde van belanghebbende. De uitspraak bevestigt dat de WOZ-waarden en de aanslagen onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven.