4.4.De inspecteur heeft verder voor het van hem verlangde bewijs van opzet het volgende aangevoerd:
Dat het een feit van algemene bekendheid is dat, in het geval een ondernemer omzetbelasting in rekening brengt, deze op een (tijdvak)aangifte moet worden betaald.
Dat uit de omstandigheid dat in het jaar 2013 – en overigens ook in de jaren daarvoor – de door belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting op aangifte is voldaan (betaald) mag worden afgeleid dat belanghebbende wetenschap heeft van de omstandigheid dat de door of namens haar gefactureerde omzetbelasting in de aangifte over dat tijdvak moet worden opgenomen en betaald.
Dat gelet op de verschillen tussen de auditfiles van belanghebbende en de over het eerste en tweede kwartaal van 2014 voldane bedragen, zeker daar waar het de aangegeven verschuldigde omzetbelasting betreft, de aangiften over deze tijdvakken berustten op grove schattingen.
Dat de aangiften over het derde en vierde kwartaal van 2014 niet zijn gedaan.
Dat nu de primaire administratieve handelingen door [naam 1] werden verricht, de verkoopfacturen door, dan wel in samenspraak met, [naam 1] werden opgesteld en de aangiften werden samengesteld door, dan wel op basis van door [naam 1] aangereikte bescheiden/gegevens, belanghebbende (in de persoon van [naam 1] ) op het moment van het doen van de aangiften in kwestie wist, dan wel het kan niet anders dan dat belanghebbende heeft geweten, dat de aangiften berustten op grove schattingen en er een aanmerkelijke kans bestond dat de aangiften onjuist, dan wel onvolledig waren.
Dat belanghebbende (in de persoon van [naam 1] ) in deze wetenschap het wilsbesluit heeft genomen om de onderwerpelijke aangiften omzetbelasting te doen, zoals ze zijn gedaan.
Dat door zich bij de betaling van de verschuldigde omzetbelasting te baseren op de onjuiste dan wel onvolledige aangiften belanghebbende wist, dan wel het kan niet anders dan belanghebbende heeft geweten, dat het gevolg hiervan zou zijn dat de door haar in rekening gebrachte en verschuldigde omzetbelasting niet dan wel gedeeltelijk niet zou worden betaald. Het gevolg van haar handelen is daarmee door belanghebbende bewust aanvaard.
Op het onderscheidenlijke moment dat ter zake van het derde en vierde kwartaal van 2014 uiterlijk aangifte had moeten worden gedaan, wist belanghebbende, dan wel het kan niet anders dan belanghebbende heeft geweten dat de aanmerkelijke kans bestond dat er sprake was van verschuldigde omzetbelasting. In deze wetenschap heeft belanghebbende het wilsbesluit genomen om geen aangifte te doen en heeft belanghebbende de gevolgen van haar nalaten bewust aanvaard.