ECLI:NL:RBZWB:2024:1163

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_1973
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag met terugwerkende kracht en beoordeling van bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, waarin zijn aanvraag voor bijstandsverlening met terugwerkende kracht over de periode van 14 juni 2022 tot 1 augustus 2022 is afgewezen. Eiser had op 7 juni 2022 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen op 5 juli 2022, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft pas op 23 augustus 2022 een nieuwe aanvraag ingediend, met als gewenste ingangsdatum 14 juni 2022. Het college heeft de bijstandsuitkering vervolgens toegekend met ingang van 1 augustus 2022, maar heeft de aanvraag voor de periode daarvoor afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De rechtbank wees erop dat onbekendheid met wet- of regelgeving geen bijzondere omstandigheid vormt die rechtvaardigt dat bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend. Eiser had ook de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de eerdere afwijzing van zijn aanvraag, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank concludeerde dat het college terecht de bijstandsuitkering heeft toegekend met ingang van 1 augustus 2022 en dat er geen aanleiding was voor bijstandsverlening met terugwerkende kracht vanaf 14 juni 2022. Eiser krijgt geen terugbetaling van griffierecht en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1973 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, college.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 maart 2023 (bestreden besluit).
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: gemachtigde van eiser en namens het college mr. V.C.M. van der Linden en [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het besluit van het college over de afwijzing van zijn bijstandsaanvraag met terugwerkende kracht over de periode van
14 juni 2022 tot 1 augustus 2022. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
2. Eiser heeft op 7 juni 2022 een bijstandsuitkering aangevraagd. Bij brief van
14 juni 2022 heeft het college middels een hersteltermijn aan eiser verzocht om aanvullende gegevens te verstrekken. Op deze brief is geen reactie gekomen.
Met het besluit van 5 juli 2022 heeft het college de bijstandsaanvraag van eiser afgewezen, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt.
Op 23 augustus 2022 heeft eiser opnieuw een bijstandsaanvraag bij het college ingediend met als gewenste ingangsdatum 14 juni 2022.
Met het besluit van 6 september 2022 (primair besluit) heeft het college een bijstandsuitkering aan eiser toegekend met ingang van 1 augustus 2022. Het verzoek om bijstand over de periode van 14 juni 2022 tot 1 augustus 2022 is afgewezen, omdat geen bijstand wordt verstrekt over de periode voorafgaand aan de meldingsdatum.
Eiser heeft op 14 september 2022 bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum.
Met het bestreden besluit van 13 maart 2023 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bestreden besluit
3. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de ingangsdatum van 1 augustus 2022 correct is vastgesteld. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aanwezig die bijstandverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigen. Eisers eerdere bijstandsaanvraag is met het besluit van 5 juli 2022 afgewezen en hier is geen bezwaar tegen gemaakt. Vervolgens heeft eiser zes weken gewacht om een nieuwe bijstandsaanvraag te doen wat voor zijn eigen verantwoordelijkheid komt.
3.1
Daarnaast kan het feit dat nu wel vastgesteld kan worden dat recht op bijstand bestaat, niet worden gezien als bijzondere omstandigheid om bijstand te verlenen met terugwerkende kracht. Het was een bewuste keuze van eiser om geen aanvullende gegevens te overleggen bij zijn eerdere bijstandsaanvraag. Ook had eiser bezwaar kunnen maken tegen het besluit van 5 juli 2022 waarna hij alsnog de gevraagde gegevens had kunnen overleggen.
3.2
Verder is de aanvraagprocedure voor een bijstandsuitkering niet te complex. Dat de aanvraagprocedure door eiser wel als te complex wordt ervaren, volgt mogelijk uit de beperkte beheersing van de Nederlandse taal van eiser, maar dit is geen bijzondere omstandigheid om bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen. Het is de eigen verantwoordelijkheid van eiser om bij problemen tijdig om verduidelijking te vragen of hulp in te schakelen.
Beroepsgronden
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat het college ten onrechte geen bijstand met terugwerkende kracht over de periode van 14 juni 2022 tot 1 augustus 2022 heeft verleend. Het college heeft de bepalingen van artikel 4.9 Regeling bezwaar en beroep niet adequaat uitgevoerd. Daarnaast is sprake van bijzondere omstandigheden om tot bijstandverlening met terugwerkende kracht over te gaan. Vanwege eisers gebrekkige kennis van de Nederlandse taal en de complexe werking van de aanvraagprocedure was het voor hem onmogelijk om aan de informatie-eis te voldoen. Er is daardoor sprake van onmacht en het bestreden besluit is daarmee onredelijk en onbillijk. Ook is gelet op eisers slechte financiële situatie sprake van bijzondere omstandigheden om tot bijstandverlening met terugwerkende kracht over te gaan.
4.1
Het college heeft in het bestreden besluit tegenargumenten genegeerd en drogredenen gebruikt. Daarnaast voert de bezwaarschriftencommissie taken uit in opdracht van het college en is er een financiële belangenverstrengeling waardoor de onafhankelijkheid en onpartijdigheid in geding komt. Ten slotte is het bestreden besluit in strijd met artikel 20 van de Grondwet en artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) genomen, omdat eiser niet over een minimum basisinkomen beschikt(e).
Oordeel van de rechtbank
5. Ter zitting heeft eiser zijn beroepsgrond dat het college de bepalingen van artikel 4.9 Regeling bezwaar en beroep niet adequaat heeft uitgevoerd ingetrokken. Deze beroepsgrond behoeft daarom geen verdere bespreking.
De bezwaarschriftencommissie
6. Eiser heeft aangevoerd dat de bezwaarschriftencommissie niet onafhankelijk en onpartijdig is, omdat de commissie de taken uitvoert in opdracht van het college en er een financiële belangenverstrengeling is. Daarnaast zou in het advies van de bezwaarschriftencommissie sprake zijn van tegenargumenten en zouden drogredenen zijn gebruikt.
6.1
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de commissie niet was samengesteld in overeenstemming met artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ook ziet de rechtbank in de aard en inhoud van het verslag van de hoorzitting geen grond voor het oordeel dat getwijfeld moet worden aan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de commissie, dan wel dat anderszins aan het advies van de commissie zodanige gebreken kleven dat het college dit advies niet aan zijn besluit ten grondslag had mogen leggen. Bovendien heeft eiser zijn beroepsgrond op geen enkele wijze met objectieve en verifieerbare bewijsstukken onderbouwd. Van schending van het motiveringsbeginsel is de rechtbank eveneens niet gebleken. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Toetsingskader
7. Artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop het recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
7.1
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) inzake toepassing van de artikelen 43 en 44 van de Participatiewet [1] bestaat in beginsel geen recht op toekenning van bijstand over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Van dit uitgangspunt kan volgens de jurisprudentie worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De gedachte hierachter is dat als een betrokkene eerder al in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde, hij zich wel eerder zou hebben gemeld. Van bijzondere omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer het eiser niet kan worden verweten dat zij zich niet eerder heeft gemeld om bijstand aan te vragen of niet eerder een aanvraag heeft ingediend. Dit kan het geval zijn wanneer hij daartoe niet in staat is gebleken. [2] Nu het gaat om een uitzondering op de wettelijke hoofdregel, ligt het op eisers weg om aannemelijk te maken dat de daartoe vereiste bijzondere omstandigheden zich voordoen.
Bijstand met terugwerkende kracht
8. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat aan eiser met terugwerkende kracht vanaf 14 juni 2022 bijstand moest worden verleend. Het is eisers eigen verantwoordelijkheid om al dan niet met behulp van derden (tijdig) een bijstandsuitkering aan te vragen, en hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was om eerder dan op 23 augustus 2022 een aanvraag om bijstand in te dienen.
8.1
Uit de dossierstukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de door eiser gestelde gebrekkige kennis van de Nederlandse taal, dan wel de complexe werking van de aanvraagprocedure voor een bijstandsuitkering ertoe heeft geleid dat hij niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. Onbekendheid met wet- of regelgeving leidt naar vaste rechtspraak van de CRvB niet tot een bijzondere omstandigheid die afwijking rechtvaardigt van het uitgangspunt dat geen bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend. [3] Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser nog naar voren gebracht dat de contactpersoon bij de gemeente zou hebben geadviseerd om te wachten met het indienen van een aanvraag totdat eisers schulden in kaart waren gebracht. Aan deze stelling gaat de rechtbank wegens onvoldoende onderbouwing voorbij.
8.2
Voorts stelt de rechtbank vast dat het eiser al eerder (op 7 juni 2022) is gelukt om een bijstandsuitkering aan te vragen. Deze aanvraag is met het besluit van 5 juli 2022 door het college afgewezen, omdat eiser niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend. Het besluit daarover staat daarom in rechte vast. In een bezwaarprocedure had eiser aan de orde kunnen stellen dat hij moeite heeft met het aanleveren van de gevraagde stukken en had het college hem eerder kunnen helpen of kunnen doorverwijzen naar de juiste hulpinstanties of hierin kunnen bemiddelen. Hierbij merkt de rechtbank op dat het college ter zitting heeft aangegeven dat zij contact hebben opgenomen met Vereniging Over Rood die aangaven dat eiser het financieel zwaar had. Op basis daarvan heeft het college uit coulance de bijstandsuitkering met ingang van 1 augustus 2022 toegekend.
8.3
Eisers beroepsgrond dat gelet op zijn slechte financiële situatie sprake is van bijzondere omstandigheden, slaagt ook niet. Op grond van vaste rechtspraak van de CRvB [4] is het verkeren in bijstandbehoevende omstandigheden niet een bijzondere omstandigheid op grond waarvan bijstandsverlening met terugwerkende kracht gerechtvaardigd is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was tegen het besluit van 5 juli 2022 rechtsmiddelen aan te wenden. Dat eiser in de veronderstelling verkeerde dat dat geen nut had, dient voor zijn rekening te blijven gelet op het feit dat niet is gebleken of aannemelijk gemaakt dat eiser in contact is getreden met de gemeente om duidelijkheid te krijgen of hulp in te schakelen.
Artikel 20 van de Grondwet en artikel 20 VWEU
9. Naar het oordeel van de rechtbank leent het onderhavige beroep zich niet voor een toetsing van de Participatiewet aan de Grondwet, nu dit in strijd zou zijn met artikel 120 van de Grondwet. Daarnaast geeft hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd met artikel 20 VWEU is genomen. De beroepsgronden falen.
Evenredigheidsbeginsel
10. Het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet staat bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling aan toetsing van artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet aan het evenredigheidsbeginsel in de weg. Dit is alleen anders in het geval van bijzondere omstandigheden die de wetgever niet of niet ten volle in zijn afweging heeft verdisconteerd of bijzondere omstandigheden die meebrengen dat toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd is met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. [5]
10.1
De essentie van een dwingend geformuleerde termijnbepaling als artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet is dat degene die niet of niet tijdig zijn aanvraag indient zijn rechten verspeelt, ook als hij daardoor financieel of anderszins wordt gedupeerd. Deze essentie kan de wetgever bij het vaststellen van deze wetsbepaling, mede gelet op de ondubbelzinnige tekst ervan, niet zijn ontgaan, zodat moet worden aangenomen dat de wetgever deze gevolgen heeft bedoeld en voorzien.
Conclusie
11. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het college terecht en op goede gronden de bijstandsuitkering heeft toegekend met ingang van 1 augustus 2022. Voor verlening van de gevraagde bijstand met terugwerkende kracht vanaf 14 juni 2022 bestaat geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 16 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Artikel 20
Er wordt een burgerschap van de Unie ingesteld. Burger van de Unie is een ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit. Het burgerschap van de Unie komt naast het nationale burgerschap doch komt niet in de plaats daarvan.
De burgers van de Unie genieten de rechten en hebben de plichten die bij de Verdragen zijn bepaald. Zij hebben, onder andere,
a. het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven;
b. het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijf houden, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat;
c. het recht op bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iedere andere lidstaat op het grondgebied van derde landen waar de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, niet vertegenwoordigd is, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat;
d. het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te richten, zich tot de Europese ombudsman te wenden, alsook zich in een van de talen van de Verdragen tot de instellingen en de adviesorganen van de Unie te richten en in die taal antwoord te krijgen.
Deze rechten worden uitgeoefend onder de voorwaarden en binnen de grenzen welke bij de Verdragen en de maatregelen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld.
Grondwet
Artikel 20
1. De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid.
2.
De wet stelt regels omtrent de aanspraken op sociale zekerheid.
3. Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 120
De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4, tweede lid
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 3:46
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Artikel 7:13, eerste lid
Dit artikel is van toepassing indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een adviescommissie is ingesteld:
a. die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden,
b. waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en
c. die voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen.
Participatiewet
Artikel 43, eerste lid
Het college stelt het recht op bijstand op schriftelijke aanvraag of, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, ambtshalve vast.
Artikel 44, eerste lid
Indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 2 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3009.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 31 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2179.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:172.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:66.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 6 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1047.