ECLI:NL:CRVB:2021:2179
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en ingangsdatum bij aanvraag Participatiewet
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijstand op grond van de Participatiewet. Appellant heeft op 3 maart 2018 bijstand aangevraagd met als gewenste ingangsdatum 15 februari 2018. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en later een nieuwe aanvraag ingediend met een gewenste ingangsdatum van 10 januari 2018. Het college heeft bij besluit van 20 juni 2018 bijstand toegekend met ingang van 3 maart 2018, maar het bezwaar tegen de eerdere aanvraag ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 31 augustus 2021 geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat bijstand met terugwerkende kracht moet worden verleend. De Raad stelt vast dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich eerder had kunnen melden voor bijstand. De inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) en de ontvangst van een DigiD-code tellen niet als een melding voor bijstandsaanvraag. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af, omdat er geen grond is voor toekenning van bijstand over de periode voorafgaand aan de aanvraagdatum.