ECLI:NL:RBZWB:2023:8934
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen met betrekking tot schade en schadeverleden
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende, een V.O.F., tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) heeft opgelegd van € 4.242. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 14 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de door belanghebbende bepleite herleidingsmethode kan worden toegepast, evenals de waardevermindering wegens schade en schadeverleden.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en niet te hoog is. Wel heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank legt uit dat de schade die op het moment van aangifte nog niet hersteld was, kan worden toegekend, maar dat in dit geval de schade al hersteld was op het moment van hertaxatie. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast voor de waardevermindering wegens schadeverleden op belanghebbende rust, maar dat zij hierin niet is geslaagd.
De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende af, maar kent een immateriële schadevergoeding van € 500 toe wegens de lange duur van de procedure. Daarnaast worden de proceskosten vastgesteld op € 209,25 en moet de inspecteur het griffierecht van € 365 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, en openbaar gemaakt op 19 december 2023.