1.2De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
2. Eiser heeft op 13 maart 2020 verzocht om een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande.
Met de brief van 16 april 2020 heeft het college eiser uitgenodigd voor een gesprek op
23 april 2020. Aan eiser is gevraagd om voor die datum nog stukken in te leveren. Tevens is medegedeeld dat eiser zich moet inschrijven op het adres waar hij verblijft.
Met de brief van 11 mei 2020 heeft het college ontbrekende stukken opgevraagd. Daarbij is medegedeeld dat als eiser de stukken niet overlegt, de aanvraag niet in behandeling zal worden genomen.
Op verzoek van eiser heeft het college de termijn voor het verstrekken van de stukken verlengd. Met zijn brief van 20 juni 2020 heeft eiser een aantal stukken overgelegd.
Met het besluit van 1 juli 2020 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiser buiten behandeling gesteld.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Eiser heeft op 22 december 2020 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dat verzoek is bij uitspraak van 7 april 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1690, afgewezen. Eiser heeft op 22 december 2020 een beroepsschrift ingediend vanwege niet tijdig beslissen inzake het bezwaar tegen het besluit van 1 juli 2020. Het beroep is met een uitspraak van7 april 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1691, niet-ontvankelijk verklaard. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. Het college heeft in het bestreden besluit geconcludeerd dat de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld. Allereerst overweegt het college dat aan artikel 17 van de Participatiewet het uitgangspunt ten grondslag ligt dat van de belanghebbende die een beroep doet op een specifieke overheidsvoorziening, verlangd kan worden dat hij voldoende gegevens en inlichtingen verstrekt. Daarnaast wijst het college erop dat volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)
voor de toepassing van artikel 4:5, eerste lid aanheft en onder c, Awb uitsluitend van belang is of de gevraagde gegevens binnen de hersteltermijn zijn ontvangen. Het alsnog inleveren van gegevens tijdens de bezwaarprocedure houdt niet in dat het gemeentebestuur het bestreden besluit tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag niet mag handhaven.Ten slotte verwijst het college naar de uitspraak van de voorzieningenrechteren neemt deze overwegingen over.
4. Eiser is het niet eens met de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering. Eiser zou meerdere aanvragen om een bijstandsuitkering hebben gedaan die allemaal door het college zijn afgewezen, buiten behandeling zijn gesteld of waar geen reactie op zou zijn gekomen. Ook houdt het college zich niet aan zijn taken met betrekking trot de zorg, het inkomen en het werk. Daarnaast is eiser het niet eens met de uitspraak van de voorzieningenrechter, omdat in de uitspraak met meerdere zaken geen rekening zou zijn gehouden. Ten slotte stelt eiser alle informatie waarover hij beschikt te hebben overgelegd en heeft hij per gevraagd stuk een uitleg gegeven.
5. Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten een aanvraag niet te behandelen, als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen