Op 7 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar had gemaakt tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering. Verzoeker had op 13 maart 2020 een aanvraag ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen had deze aanvraag op 1 juli 2020 buiten behandeling gesteld. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij geen inkomen of uitkering ontving. Tijdens de zitting op 30 maart 2021 werd vastgesteld dat verzoeker het griffierecht niet had betaald, maar dat hij om vrijstelling had verzocht wegens betalingsonmacht. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet in verzuim was, waardoor het verzoek ontvankelijk was.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker niet alle benodigde stukken had overgelegd die noodzakelijk waren voor de beoordeling van zijn recht op bijstand. Het college had verzoeker eerder gevraagd om aanvullende informatie, maar verzoeker had niet tijdig gereageerd. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en dat er geen omstandigheden waren die maakten dat het college van deze bevoegdheid geen gebruik had mogen maken. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.