ECLI:NL:RBZWB:2021:1691

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10314
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze zaak heeft eiser op 22 december 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen op zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft vastgesteld dat het griffierecht niet was betaald, maar heeft eiser vrijstelling verleend wegens betalingsonmacht. Tijdens de zitting op 30 maart 2021 is besproken dat het beroepschrift moet worden aangemerkt als een beroep vanwege niet tijdig beslissen inzake het bezwaar tegen het besluit van 1 juli 2020, waarbij de aanvraag buiten behandeling was gesteld. De rechtbank heeft overwogen dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser het beroep heeft ingesteld voordat de verlengde beslistermijn was verstreken en er geen bewijs was dat eiser het college in gebreke had gesteld. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat, hoewel het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, het college alsnog op de aanvraag moet beslissen. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande en openbaar gemaakt op 7 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10314 PW

uitspraak van 7 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde mr. H.A.C. Klein Hesselink,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen,verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 22 december 2020 beroep ingesteld.
De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet is betaald. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht. Omdat niet gebleken is dat eiser enig inkomen heeft, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet in verzuim is, zodat het beroep ontvankelijk is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 30 maart 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A.A.M. de Kort. Tijdens de zitting is ook de voorlopige voorziening van 22 december 2020 besproken (met kenmerk 20/10313).

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft op 13 maart 2020 verzocht om een bijstandsuitkering.
Met het besluit van 1 juli 2020 is deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Gelet op artikel 7:10, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de beslistermijn opgeschort met 3 weken.
Met de brief van 23 november 2020 heeft het college de beslistermijn met 6 weken verlengd met ingang van 26 november 2020 (artikel 7:10, derde lid, van de Awb).
2. Ter zitting is besproken wat de strekking van het beroepschrift is. Partijen zijn het er over eens dat het beroepschrift aangemerkt moet worden als een beroep vanwege niet tijdig beslissen inzake het bezwaar tegen het besluit van 1 juli 2020.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
4. De rechtbank stelt vast dat eiser beroep heeft ingesteld voordat de verlengde beslistermijn is verstreken. Dit betekent dat er op dat moment nog geen sprake was van het niet tijdig nemen van een besluit. Overigens is ook niet gebleken dat eiser het college in gebreke heeft gesteld. Het beroep zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, niet wegneemt dat het college inmiddels had moeten beslissen op de aanvraag en voor zover hij dit nog niet heeft gedaan dit zo spoedig mogelijk alsnog dient te doen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 7 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.