ECLI:NL:RBZWB:2023:8683

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2720
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering registratie gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) op basis van echtheid documenten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda om documenten te gebruiken voor de registratie van gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP). Eiseres had op 18 november 2021 een verzoek ingediend om correctie van diverse gegevens in de BRP, onderbouwd met documenten uit Sierra Leone. Het college heeft echter twijfels geuit over de echtheid van deze documenten en heeft het verzoek op 29 april 2022 geweigerd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard bij besluit van 21 maart 2023.

De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het college aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. De rechtbank oordeelt dat het rapport van het Bureau Documenten van de IND zorgvuldig tot stand is gekomen en inzichtelijk en concludent is. De rechtbank stelt vast dat de documenten niet betrouwbaar genoeg zijn om te worden gebruikt voor de BRP, en dat het college zich op het deskundigenadvies mocht baseren.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit van het college in stand blijft. Eiseres heeft geen contra-advies overgelegd, en de rechtbank concludeert dat het college niet in detail hoefde aan te geven hoe de conclusies in het deskundigenrapport tot stand zijn gekomen. De rechtbank benadrukt dat de gegevens in de BRP betrouwbaar en duidelijk moeten zijn, en dat gebruikers erop moeten kunnen vertrouwen dat de gegevens juist zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2720 BRP

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. H. Selçuk,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering om documenten te gebruiken voor de registratie van gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP).
In het besluit van 29 april 2022 (primair besluit) heeft het college het verzoek van eiseres om documenten te gebruiken voor de registratie van gegevens in de BRP geweigerd. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 maart 2023 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Het college heeft op het beroep gereageerd met het verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres bijgestaan door [naam 1] , de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college, [naam 2] en [naam 3] .

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de weigering van opname van gegevens in de BRP. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
1.1.
Eiseres heeft op 18 november 2021 een verzoek ingediend om correctie van diverse gegevens in de BRP. Dit verzoek heeft zij onderbouwd met een aantal documenten uit Sierra Leone, namelijk een geboorteakte, een verklaring van naam, een verklaring van een vertaler over haar naam, een kopie van haar verblijfstitel, een kopie van haar Nederlandse paspoort en een kopie van haar Sierra Leoons paspoort.
1.2.
Bij brief van 3 december 2021 heeft het college kenbaar gemaakt dat de documenten worden doorgestuurd naar het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), omdat het college twijfelt aan de echtheid van de documenten.
1.3.
Het Bureau Documenten van de IND heeft de documenten onderzocht. De documentonderzoeker heeft in het rapport van 22 maart 2022 gesteld dat er bij de verklaring van naam van 2 september 2021, voor zover waarneembaar, geen onregelmatigheden zijn aangetroffen. Er kan over de echtheid geen uitspraak worden gedaan, omdat voldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal ontbreekt. Ook kan er geen uitspraak worden gedaan over de opmaak en afgifte van het documenten en kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
Over de geboorteakte stelt de documentonderzoeker dat de verschijningsvorm afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Het document is voorzien van een legalisatie van het Ministerie van Buitenlandse zaken van Sierra Leona dat afwijkt van het beschikbare referentiemateriaal. Nu de legalisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken afwijkt, stelt de onderzoeker dat het document vals is. Er kan niet worden beoordeeld of het document inhoudelijk juist is. Daarnaast stelt de documentonderzoeker dat uit het dossier blijkt dat betrokkene over een paspoort beschikt dat is afgegeven op 31 augustus 2021. Indien het afschrift van de geboorteakte aan de verkrijging van dit paspoort ten grondslag heeft gelegen, kan het paspoort volgens de document onderzoeker als met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus verkregen kan worden gezien.
De documentonderzoeker heeft over de verklaring van naam die op 25 oktober 2021 is afgegeven gerapporteerd dat er, voor zover waarneembaar, geen onregelmatigheden zijn aangetroffen. Er is onvoldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal, zodat over de echtheid van het document geen uitspraak kan worden gedaan. Ook kan er niets worden gezegd over de opmaak en afgifte van het document en kan de documentonderzoeker niet vaststellen of het document inhoudelijk juist is.
1.4.
In de brief van 28 maart 2022 heeft het college aan eiseres kenbaar gemaakt dat het voornemens is om het verzoek van eiseres af te wijzen. Het college twijfelt aan de echtheid en de opmaak- of afgiftebevoegdheid van de documenten. De bewijsstukken zijn volgens het college niet betrouwbaar genoeg om ze te kunnen gebruiken voor de BRP. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Eiseres heeft haar zienswijze mondeling naar voren gebracht.
1.5.
In het primaire besluit heeft het college geweigerd om de documenten te gebruiken voor de registratie van de gegevens van eiseres in de BRP. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Eiseres heeft het bezwaar toegelicht tijdens de hoorzitting op 6 september 2022.
Bij bestreden besluit heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het college voldaan aan de vergewisplicht?
3.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het advies van het Bureau Documenten van de IND een advies van een deskundige is ten behoeve van de uitvoering van de bevoegdheden van het college. Het college moet zich, nu zij dit advies aan haar besluitvorming ten grondslag, vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. [1]
Eiseres is van mening dat het college niet aan haar vergewisplicht heeft voldaan en ten onrechte heeft geconcludeerd dat de verklaringen van het onderzoek van het Bureau Documenten van de IND inzichtelijk en concludent zijn. Eiseres heeft in de hoorzitting uitgelegd dat de geboorteakte en het paspoort niet frauduleus zijn verkregen. Daarnaast wordt in de rapportage gesteld dat het paspoort ook, met andere woorden, vals is, terwijl het paspoort niet is onderzocht. Het Bureau Documenten stelt aldus dat het paspoort vals is, omdat de daar aan ten grondslag liggende geboorteakte vals is. Dit zijn vergaande conclusies. Aangezien het paspoort niet is onderzocht kan een dergelijke conclusie niet getrokken worden.
Daarnaast had het college moeten nagaan hoe Bureau Documenten van de IND tot zijn conclusie is gekomen. Het college had de onderliggende stukken moeten inzien en het Bureau Documenten van de IND nadere vragen moeten stellen over de totstandkoming van de conclusie, nu er een conclusie is getrokken over een document dat niet eens is onderzocht. In het rapport worden bovendien naar aanleiding van vergelijkingsmateriaal conclusies getrokken. Onduidelijk is met welk vergelijkingsmateriaal de geboorteakte is vergeleken en of er voldoende vergelijkingsmateriaal afkomstig is uit dezelfde periode en plaats. De rapportage is ontzettend summier en geeft geen antwoord op cruciale vragen. Hierdoor is de rapportage onvoldoende inzichtelijk en concludent. Om die reden had het college naar aanleiding van het bezwaar nadere vragen moeten stellen aan Bureau Documenten over de totstandkoming van de conclusie. Dit heeft het college nagelaten. Derhalve kon het college zich om die reden niet baseren op deze rapportage.
3.2.
Het college stelt dat zij de door eiseres ingediende stukken voor een nadere beoordeling naar het Bureau Documenten van de IND heeft gezonden, omdat het college bij ontvangst en eigen beoordeling van de documenten twijfelde over de echtheid van de opmaak- en afgiftebevoegdheid van de geboorteakte en het paspoort.
Ten aanzien van de echtheid van het Sierra Leoonse paspoort heeft het Bureau Documenten van de IND volgens het college een conclusie getrokken. Wel wordt genoemd dat in het geval de geboorteakte aan de verkrijging van het paspoort ten grondslag heeft gelegen, het paspoort met zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus is verkregen. Dat het Bureau Documenten van de IND slechts een conclusie trekt over de verkrijging van het document, dat wel is verkregen met een vals beoordeeld document, roept bij het college geen vragen op.
Uit de Vakbijlage Documenten die is genoemd in het onderzoek en het bestreden besluit blijkt hoe de genoemde conclusies en gradaties in het onderzoek kunnen worden toegelicht. Het college heeft geen nadere reden gezien om vragen te stellen aan het Bureau Documenten van de IND, omdat de toelichtingen uit de Vakbijlage Documenten, de verklaarbare redeneringen in het onderzoek en het feit dat eiseres geen (deugdelijke) concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming, begrijpelijkheid van de in het rapport gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies naar voren heeft gebracht. Daarnaast heeft eiseres geen contra-advies ingebracht.
Het college is dan ook van mening dat zij (onder meer) op het onderzoek van het Bureau Documenten van de IND mocht afgaan, omdat duidelijk is gebleken dat het onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de gebruikte redenering begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [2]
Het college heeft geen nadere reden gezien om vragen te stellen aan het Bureau Documenten, omdat voorgaande toelichtingen uit de Vakbijlage, de verklaarbare rederneringen in het onderzoek en het feit dat eiseres geen (deugdelijke) concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming, begrijpelijkheid van de in het onderzoeksrapport gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. Daarnaast heeft eiseres geen contra-advies ingebracht. Het onderzoek kan en mag dan ook als inzichtelijk en concludent worden beschouwd. Dat er geen duidelijkheid wordt verschaft over welk vergelijkingsmateriaal er is gebruikt, maakt de stellingname niet anders. De vergewisplicht van het college strekt immers niet zo ver dat zij in detail inzichtelijk moeten maken hoe Bureau Documenten van de IND tot zijn conclusies is gekomen. Het college hoeft niet het beschikbare referentie- en vergelijkingsmateriaal te overleggen of tot in detail inzichtelijk moet maken hoe Bureau Documenten van de IND het materiaal heeft gebruikt. [3] Van een motiveringsgebrek is geen sprake.
3.3.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van die gegevens moeten er op kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. [4] Voor de wijziging van geregistreerde gegevens in de Brp is niet langer vereist dat onomstotelijk vaststaat dat de eerder geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. Er moet door het college worden beoordeeld of buiten redelijke twijfel uit de overlegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. [5]
3.4.
Als er in procedures onder Nederlands recht twijfel ontstaat over de juistheid van de inhoud van een document, dan kan aan diplomatieke of consulaire ambtenaren worden verzocht de daarin vermelde feiten te verifiëren. Het college heeft daarbij de mogelijkheid om de echtheid van de documenten te laten onderzoeken door het Bureau Documenten van de IND. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen bezwaar heeft tegen het nadere onderzoek door het Bureau Documenten van de IND, maar wel bezwaar heeft tegen het gebruik van het rapport als basis voor het bestreden besluit. De rechtbank dient te beoordelen of het college aan haar vergewisplicht heeft voldaan.
3.5.
Uit vaste rechtspraak van de ABRvS volgt dat een door het Bureau Documenten van de IND opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies is waarvan het college in beginsel uit mag gaan. [6] Nu het college een deskundigenadvies aan het bestreden besluit ten grondslag legt, moet zij zich er, gelet op artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van vergewissen dat dit advies naar de wijze van totstandkoming zorgvuldig – en naar de inhoud – inzichtelijk en concludent is. [7] Als het college aan zijn vergewisplicht heeft voldaan, zal de uitkomst van een zodanige beoordeling door een deskundige slechts met succes kunnen worden bestreden doormiddel van een andersluidend deskundigenrapport.
3.6.
De rechtbank stelt vast dat eiseres geen eigen deskundigenadvies heeft overgelegd. De toetsing van de rechtbank strekt daarom niet verder dan dat zij naar aanleiding van de aangevoerde beroepsgrond beoordeelt of het college zich overeenkomstig artikel 3:2 van de Awb ervan heeft vergewist dat het deskundigenadvies naar de wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. [8]
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat het college aan de vergewisplicht heeft voldaan. Het rapport van de documentonderzoeker van Bureau Documenten van de IND samen met de Vakbijlage Documenten is zorgvuldig tot stand gekomen en inzichtelijk en concludent. Uit de Vakbijlage blijkt welke onderzoekstechnieken er worden gebruikt en welke waarschijnlijkheidsconclusies er vervolgens worden gehanteerd. Het Bureau Documenten van de IND hanteert concludeert pas met absolute zekerheid of een document vals is, ‘wanneer specimina of met specimen vergelijkbare informatie van autoriteiten in het land van herkomst, aanwezig zijn’. Het Bureau Documenten van de IND trekt dus alleen de conclusie dat een document ‘vals’ is als het beschikt over officiële voorbeelden van documenten. Als het die niet heeft, dan trekt het Bureau Documenten van de IND een lagere waarschijnlijkheidsconclusie. Dit is voldoende duidelijk en het college had hierover geen nadere vragen hoeven stellen aan het Bureau Documenten van de IND.
Ook de conclusie die het Bureau Documenten van de IND over het Sierra Leoonse paspoort van eiseres kan de rechtbank volgen. Er wordt door de documentonderzoeker namelijk niet geconstateerd dat het paspoort vals is, maar dat het mogelijk frauduleus is verkregen, nu eiseres dit paspoort heeft gekregen op basis van de geboorteakte. De geboorteakte is door het Bureau Documenten van de IND wel vals geacht. Het Bureau Documenten van de IND heeft het paspoort niet onderzocht en derhalve ook geen conclusies getrokken over de echtheid en de inhoud van het paspoort.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de vergewisplicht niet zo verstrekt dat het college tot in detail aan eiseres inzichtelijk moet maken hoe de conclusies in de deskundigenrapportages tot stand zijn gekomen. [9] Uit de het rapport van het Bureau Documenten van de IND en de Vakbijlage blijkt immers voldoende hoe de onderzoeken hebben plaatsgevonden en dat er daarbij referentiemateriaal is gebruikt. Van welk referentiemateriaal er gebruik is gemaakt en hoe dit er uitzag hoeft het college naar oordeel van de rechtbank niet inzichtelijk te maken. Als het college dit openbaar zou maken, dan maakt dit het voor fraudeurs makkelijker om valse documenten zo echt mogelijk te laten lijken. Dit is een onwenselijke situatie. Het college mocht het rapport van het Bureau Documenten van de IND aan het bestreden besluit ten grondslag leggen.

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand zal blijven.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 8 december 2023 en openbaar gemaakt doormiddel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet basisregistratie personen:
Artikel 2.8, tweede lid
De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
en verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Artikel 2.15
Gegevens over een vreemde nationaliteit worden ontleend aan een beschikking of uitspraak van een daartoe volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde administratieve of rechterlijke instantie, die tot doel heeft tot bewijs te dienen van de betreffende nationaliteit, dan wel opgenomen met toepassing van het betreffende nationaliteitsrecht.
Indien gegevens over een vreemde nationaliteit niet overeenkomstig het eerste lid kunnen worden verkregen, kunnen deze gegevens worden ontleend aan een geschrift van een volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde autoriteit, dat gegevens vermeldt over die nationaliteit.
Indien de nationaliteit niet kan worden vastgesteld, wordt dit gegeven opgenomen. Indien een rechterlijke uitspraak op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is gedaan, waarbij is vastgesteld dat de betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit, wordt daarvan melding gemaakt.
Het gegeven dat betrokkene geen nationaliteit bezit wordt ontleend aan een beschikking als bedoeld in artikel 4 van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid of opgenomen met toepassing van artikel 5 van die wet.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst naar ABRvS 10 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2207.
2.Het college verwijst naar ABRvS 3 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1768 en ABRvS 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2488.
3.Het college verwijst naar Rb. Noort-Holland 23 juni 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:5192.
4.ABRvS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2799.
5.ABRvS 2 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1297, ABRvS 2 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1298 en ABRvS 2 mei 2022: ECLI:NL:RVS:2022:1300.
6.ABRvS 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4091 en ABRvS 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:505.
7.ABRvS 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2488.
8.ABRvS 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2488, ABRvS 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4091 en ABRvS 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:505.
9.Zie bijvoorbeeld ABRvS 8 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:15, ABRvS 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2076 en ABRvS 5 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2599.