ECLI:NL:RBNHO:2021:5192

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
20/3477
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie van persoonsgegevens in de gemeentelijke basisregistratie; afwijzing verzoek tot wijziging op basis van vermeende valsheid van documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Eiseres verzocht om wijziging van haar persoonsgegevens in de gemeentelijke basisregistratie (Brp) op basis van documenten die zij had overgelegd, waaronder geboorteaktes van haar ouders uit Kameroen. Het college heeft het verzoek afgewezen, omdat het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) had geconcludeerd dat de geboorteakte uit 1977 vals was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in zijn besluitvorming voldoende heeft gemotiveerd waarom het de documenten niet heeft geaccepteerd. De rechtbank oordeelde dat het college niet verplicht was om een nieuw verificatieonderzoek in Kameroen uit te voeren, gezien eerdere afwijzingen van geboorteakten van eiseres en de inhoud van de verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, maar de rechtbank volgde haar hierin niet. De rechtbank benadrukte dat de waarde van een gelegaliseerde geboorteakte niet automatisch leidt tot wijziging van de Brp, en dat er overtuigend bewijs nodig is om gegevens te wijzigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het college zich terecht heeft gebaseerd op de deskundigenadviezen van het Bureau Documenten en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van onderzoek. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3477

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder

(gemachtigde: mr. S.E.H. van Thoor en S. Bozkurt).

Procesverloop

In het besluit van 28 november 2019 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om wijziging van de persoonsgegevens in de gemeentelijke basisregistratie persoonsgegevens (Brp) afgewezen.
In het besluit van 7 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2021 met gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en de tolk [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Het verzoek van eiseres betreft een verzoek tot het laten registreren van de persoonsgegevens van haar vader en moeder in de Brp, met haar geboorteakte als brondocument, in verband met een verzoek om naturalisatie.
1.2.
Eiseres heeft bij haar verzoek de volgende brondocumenten overgelegd:
- Een geboorteakte uit Kameroen, afgegeven op [datum] 1977 in [plaats] , Kameroen;
- Een gecertificeerde kopie geboorteakte uit Kameroen, afgegeven op 19 juni 2019 in [plaats] , Kameroen;
- Een verklaring bestaan geboorteakte uit Kameroen, afgegeven op 18 juni 2019 in [plaats] , Kameroen;
- Een verklaring antecedenten uit Kameroen, afgegeven op 18 juni 2019 in [plaats] , Kameroen;
- Een kopie van haar Kameroens paspoort, afgegeven op 14 juni 2017 in Den Haag.
2.1
Verweerder heeft de documenten ter controle naar het Bureau Documenten van de IND gestuurd. In het onderzoek van het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van 7 augustus 2019 (hierna: de verklaring van onderzoek) is met opgave van redenen geconcludeerd dat de geboorteakte uit 1977 vals is. Indien dit document ten grondslag heeft gelegen aan de verkrijging van de overige documenten, zijn deze documenten frauduleus verkregen. In een nadere toelichting op de verklaring van onderzoek van 23 april 2020 heeft de IND toegelicht dat de nieuwe geboorteakte vals is, omdat de opmaak en afgifte van deze akte afwijkt van het beschikbare referentiemateriaal van het Bureau Documenten en de verschijningsvorm van de akte niet overeenkomt met geboorteakten van Kameroen en de akte afwijkt van het beschikbare referentiemateriaal van het Bureau Documenten. Verweerder heeft het verzoek tot registratie van dit document daarom afgewezen. Eiseres heeft bezwaar ingediend.
2.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de weigering om de geboorteakte te registreren in de Brp in stand gelaten. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat hij geen reden ziet om te twijfelen aan de juistheid en zorgvuldigheid van de verklaring van onderzoek. Voorts zijn in de periode van 1998 tot en met 2002 meerdere malen geboorteakten van eiseres geweigerd voor legalisatie door de Consulaire Afdeling van de Nederlandse Ambassade op grond van onjuiste informatie. De stukken die betrekking hebben op deze geweigerde geboorteakten zijn tijdens de hoorzitting in bezwaar aan eiseres overhandigd. Er heeft al eerder een verificatieonderzoek plaatsgevonden in 1999. Mede gelet op de verklaring van onderzoek, de nadere toelichting in het kader van de vergewisplicht en doordat eiseres tijdens de hoorzitting heeft gesteld twijfels te hebben bij de uitkomst van een verificatieonderzoek in Kameroen in verband met corruptie aldaar, heeft verweerder afgezien van het uitvoeren van onderzoek in Kameroen.
3.1
Eiseres heeft zich – samengevat – op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat er geen twijfel is aan de legalisatie van de geboorteakte en omdat er geen onderzoek in Kameroen heeft plaatsgevonden. Hoofdregel is dat uitgegaan dient te worden van een gelegaliseerde geboorteakte. Een dergelijke door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gelegaliseerde akte is rechtsgeldig. Alleen in geval van twijfel aan de legalisatie kan een onderzoek in het land van herkomst worden ingesteld. Alleen een zogenoemd verificatieonderzoek in het land van herkomst kan in dat geval uitkomst bieden. Het in 1999 uitgevoerde legalisatieonderzoek kan hier niet worden betrokken, nu verweerder dit pas in bezwaar aan het besluit ten grondslag heeft gelegd.
Niet gebleken is dat getwijfeld wordt aan de juistheid van de legalisatie en dus is deze gelegaliseerde geboorteakte geschikt voor gebruik in Nederland.
Het besluit is bovendien onvoldoende gemotiveerd, omdat het advies van de IND het bestreden besluit niet kan dragen. Onduidelijk is wat het beschikbare vergelijkingsmateriaal is en wanneer het beschikbare vergelijkingsmateriaal (on)voldoende wordt geacht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het toepasselijke recht
4.1
Eiseres voert aan dat, omwille van de rechtszekerheid, verweerder de Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken (de circulaire), geldig van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2020, had moeten toepassen. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. In de bezwaarprocedure dient ingevolge artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaats te vinden.
Anders dan eiseres, is de rechtbank daarom van oordeel dat verweerder uit heeft mogen gaan van de circulaire die van toepassing was ten tijde van het bestreden besluit. Dit is de circulaire die geldig was van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021.
4.2
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage.
De waarde van de gelegaliseerde geboorteakte
5.1
De rechtbank stelt voorop dat het doel van de Wet brp is dat de in de brp vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn [1] . Daarom kunnen de gegevens van een ingeschreven persoon slechts onder omstandigheden en na overtuigend bewijs worden gewijzigd, uitsluitend indien daartoe een door de wet aangewezen geschikt document wordt overgelegd.
5.2
Eiseres heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de gelegaliseerde geboorteakte voldoende moet zijn om het brp te wijzigen, nu er geen twijfel is omtrent de legalisatie van het document. De rechtbank volgt eiseres niet in deze grond en legt daaraan het volgende ten grondslag.
5.3
Het overleggen van een gelegaliseerde akte bij een verzoek om inschrijving in de basisadministratie, kan met oog op de betrouwbaarheid van de gemeentelijke basisadministratie, niet zonder meer leiden tot het inschrijven van de in die akte vermelde feiten. Uit de Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken uit 2020 volgt dat een legalisatie alleen duidelijkheid kan verschaffen over de formele echtheid van een stuk. De procedure strekt er toe om door vergelijking van de op het stuk geplaatste handtekeningen, zegels en stempels, een bevestiging te verkrijgen ten aanzien van de bevoegdheid van degene die het stuk heeft ondertekend en afgegeven, danwel heeft gelegaliseerd. Dit betekent dat legalisatie geen garantie kan bieden ten aanzien van de juistheid van de inhoud van een stuk. Ook in rechtspraak is het vorenstaande bevestigd. [2]
De grondslag van het onderzoek
6.1
Indien in procedures onder Nederlands recht twijfel rijst over de juistheid van de inhoud van een document, kan aan diplomatieke of consulaire ambtenaren worden verzocht de daarin vermelde feiten te doen verifiëren. Verweerder heeft daarbij de mogelijkheid om de echtheid van de documenten te laten onderzoeken door het Bureau Documenten.
6.2
Eiseres voert aan dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom aan het Bureau Documenten van de IND om advies is gevraagd en welke feiten of omstandigheden maken dat de gemeenteambtenaar twijfelde aan de juistheid van de inhoud van het verzoek.
6.3
Ter zitting heeft verweerder verklaard dat om een advies van het Bureau Documenten is gevraagd vanwege een alert in DISCS, het informatiesysteem van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In deze alert werd beschreven dat diverse brondocumenten uit Kameroen na verificatie vals bleken te zijn. Daarom werd geadviseerd om brondocumenten aan te bieden bij het Bureau Documenten. Daarbij week de handtekening op de geboorteakte af van de handtekening die voorkomt in DISCS.
6.4
Gelet op hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom verweerder de documenten heeft aangeboden voor onderzoek bij het Bureau Documenten en dat er voldoende grondslag was voor het onderzoek.
Verificatieonderzoek
7.1
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder de op hem rustende onderzoeksplicht heeft geschonden door na te laten verificatieonderzoek in Kameroen te doen. Alleen onderzoek in Kameroen kan aantonen of de geboorteakte die is overlegd vals is of echt.
7.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding was om onderzoek in Kameroen te doen, gelet op de inhoud van de verklaring van onderzoek en de nadere toelichting. Voorts heeft eiseres zelf tijdens de hoorzitting in bezwaar gesteld dat zij in verband met corruptie in Kameroen twijfels heeft over de uitkomst van een verificatieonderzoek. Verder heeft in 1999 al eerder een verificatieonderzoek in Kameroen plaatsgevonden en zijn meerdere keren geboorteakten van eiseres voor legalisatie geweigerd.
7.3
De rechtbank constateert dat eiseres verschillende geboorteaktes heeft aangeleverd en dat in 1999 verificatieonderzoek in Kameroen heeft plaatsgevonden. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de Consulaire Afdeling van de Nederlandse Ambassade in Yaounde op 6 juli 1998 geweigerd heeft een geboorteakte (met het nummer [#] ) van eiseres te legaliseren op grond van (ten dele) inhoudelijke onjuiste informatie. Op 9 februari 1999 heeft dezelfde Consulaire Afdeling opnieuw legalisering van een geboorteakte (met het nummer [#] ) afgewezen, omdat na verificatie bij de Kameroense autoriteiten is gebleken dat deze geboorteakte niet conform de registers van de gemeente is. Op 20 juni 2002 heeft de Consulaire Afdeling weer geweigerd een geboorteakte te legaliseren. Verweerder mag in beginsel gebruik maken van de onderzoeksresultaten uit een eerder verricht verificatieonderzoek (zie de uitspraak van de Afdeling van 23 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM8828). Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder af kon zien van een nieuw verificatieonderzoek en de documenten voor kon leggen aan het Bureau Documenten voor nader onderzoek.
Het onderzoek en de vergewisplicht
8.1
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen [3] is de door het Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies waarvan een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan. Indien een bestuursorgaan een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet hij zich er, gelet op artikel 3:2 van de Awb van vergewissen dat dit – naar de wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar de inhoud – inzichtelijk en concludent is [4] . Indien het bestuursorgaan zich voldoende heeft vergewist, zal de uitkomst van een zodanige beoordeling door een deskundige vervolgens slechts nog met succes kunnen worden bestreden door middel van een andersluidend deskundigenrapport.
8.2
Eiseres heeft geen eigen deskundigenadvies overgelegd. De toetsing van de rechtbank strekt daarom niet verder dan dat zij naar aanleiding van een aangevoerde beroepsgrond beoordeelt of het bestuursorgaan zich overeenkomstig artikel 3:2 van de Awb ervan heeft vergewist dat het deskundigenadvies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
8.3
Eiseres voert aan dat het onderzoek van het Bureau Documenten onvoldoende betrouwbaar is en onvoldoende inzichtelijk, nu het beschikbare vergelijkingsmateriaal niet is overlegd. De opmaak en afgifte van een geboorteakte kan per periode en locatie verschillen, vooral in een land zoals Kameroen in 1977. De IND geeft geen oordeel over de inhoud maar kiest voor waarschijnlijkheidsconclusies, terwijl de Circulaire juist voor schijnzekerheid waarschuwt.
8.4
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid en zorgvuldigheid van de verklaring van onderzoek. Voorts heeft verweerder in het kader van de vergewisplicht om een nadere toelichting van de IND verzocht.
8.5
In de door Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek van 7 augustus 2019 staat over de geboorteakte vermeld dat de basisgegevens zijn aangebracht met een printtechniek (toner), dat het document met pen is ingevuld, dat op het document ter autorisatie inktstempelsafdrukken en een handtekening zijn aangebracht en dat de opmaak en afgifte en de verschijningsvorm afwijkt van het beschikbare referentiemateriaal. In de nadere toelichting van 23 april 2020, die in het kader van de vergewisplicht is opgesteld, wordt nader gemotiveerd waarom de geboorte akte ‘vals’ is bevonden. Hierbij wordt gesteld dat de opmaak en afgifte van de overgelegde geboorteakte afwijkt van het beschikbare referentiemateriaal van Bureau Documenten. Ook wordt gesteld dat de verschijningsvorm van de akte niet overeenkomt met geboorteakten van Kameroen en afwijkt van het beschikbare referentiemateriaal. Hierbij is opgemerkt dat de specificaties betreffende de afwijkingen die het Bureau Documenten heeft vastgesteld niet in detail worden vermeld omdat het openbaar maken van deze informatie schade kan toebrengen aan toekomstige onderzoeksprocessen en dat daardoor de methodes en technieken van onderzoek bekend kunnen worden.
De IND heeft voorts de 'Vakbijlage Bureau Documenten', versie april 2020, overgelegd. In deze vakbijlage is opgenomen dat het Bureau Documenten verschillende gradaties in waarschijnlijkheidsconclusies hanteert. Het Bureau Documenten concludeert pas met absolute zekerheid of een document vals is, ‘wanneer specimina, of met specimen vergelijkbare informatie van de autoriteiten in het land van herkomst, aanwezig zijn. Zonder specimina worden lagere waarschijnlijkheidsconclusies getrokken’. Het Bureau Documenten trekt dus alleen de conclusie dat een document 'vals' is, als het beschikt over officiële voorbeelden van documenten. Als het die niet heeft, trekt het een lagere waarschijnlijkheidsconclusie.
8.6
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldaan aan zijn vergewisplicht, door een nadere verklaring te vragen, welke is afgegeven, tezamen met de toelichting uit de Vakbijlage over de wijze van totstandkoming van de waarschijnlijkheidsconclusie van het onderzoek. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er officiële voorbeelden van documenten bij het Bureau Documenten aanwezig zijn en dat de overgelegde geboorteakte hier niet mee overeenkomt. De vergewisplicht strekt niet zover dat verweerder tot in detail inzichtelijk moet maken hoe het Bureau Documenten tot zijn conclusies is gekomen [5] . De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder niet het beschikbare vergelijkingsmateriaal hoefde te overleggen en tot in detail inzichtelijk hoefde te maken hoe het Bureau Documenten dit referentiemateriaal heeft gebruikt of kenbaar hoefde te maken van wanneer dit referentiemateriaal dateert om te voldoen aan de vergewisplicht.
8.7
Gelet op de in de verklaring van onderzoek en de nadere toelichting opgenomen motivering heeft verweerder, in navolging van de IND, mogen concluderen dat de geboorteakte vals is.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wet Brp
Artikel 2.8
2 De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Artikel 2.10
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
Artikel 2.60
Een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om:
g. niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 2.55 tot en met 2.59,
wordt gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Voetnoten

1.zie onder meer in de uitspraak van de Afdeling van 18 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:866
2.zie de uitspraak van de Afdeling van 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2883
3.zie de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2015 ECLI:NL:RVS:2015:1768
4.zie de uitspraak van de Afdeling van 25 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2018:2488
5.(zie de uitspraak van de Afdeling van 8 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:15)