In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om terug te komen op het besluit van 26 april 2017, waarin de Wajong-uitkering werd geweigerd. Eiser had in juni 2022 een nieuwe aanvraag ingediend, die door het UWV werd aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit en als een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft deze aanvraag afgewezen, met de stelling dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank heeft beoordeeld of het UWV terecht heeft geweigerd om terug te komen op het eerdere besluit. Hierbij is gekeken naar de beroepsgronden van eiser en de medische informatie die is overgelegd. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts b&b niet heeft aangetoond dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die een herziening van het besluit rechtvaardigen. Eiser heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de stelling van toegenomen beperkingen onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de eerdere diagnose.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, maar omdat er een motiveringsgebrek was, moet het UWV het griffierecht vergoeden en een proceskostenvergoeding aan eiser betalen. De rechtbank benadrukt dat de zorgen van de ouders van eiser begrijpelijk zijn, maar dat dit niet voldoende is om een uitkering toe te kennen zonder een toereikende medische grondslag.