ECLI:NL:CRVB:2023:1767
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na eerstejaars ZW-beoordeling en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering na een eerstejaars ZW-beoordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 september 2023 uitspraak gedaan. Appellant, die als onderhoudstimmerman werkte, was in 2015 uitgevallen wegens psychische klachten en ontving een ZW-uitkering. Deze uitkering werd beëindigd op 14 oktober 2016, omdat appellant meer dan 35% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant heeft geprobeerd terug te komen op deze beslissing door nieuwe medische informatie aan te dragen, waaronder een diagnose van obstructief slaapapneusyndroom (OSAS) door een longarts in 2019. Het Uwv heeft echter geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden.
De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd in hoger beroep bevestigd. De Raad oordeelde dat de door appellant aangevoerde nieuwe medische informatie niet als nieuw feit kon worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen sprake was van evidente onredelijkheid in de beslissing om de ZW-uitkering te beëindigen. Het verzoek van appellant om schadevergoeding werd eveneens afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in medische beoordelingen en de criteria voor het aanvoeren van nieuwe feiten in bestuursrechtelijke procedures. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.