In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een herzieningsverzoek van betrokkene, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). Betrokkene had in 2016 een saneringskrediet van € 1.728,- ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas. Na een besluit van de Belastingdienst in 2018, dat een vermindering van de schuld aan de Belastingdienst betekende, heeft betrokkene verzocht om herziening van het saneringskrediet. Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat volgens hen er geen nieuw gebleken feiten waren.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij het college werd veroordeeld in de proceskosten. Het college ging in hoger beroep, maar de Raad oordeelde dat het besluit van de Belastingdienst wel degelijk een nieuw feit was in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelde dat het college het saneringskrediet niet met het volledige bedrag van € 847,- mocht verlagen, maar met € 159,19, omdat dit het bedrag was dat betrokkene teveel had betaald. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de kosten van betrokkene in verband met de behandeling van zijn bezwaar en de proceskosten in hoger beroep, totaal € 2.868,-.