ECLI:NL:RBZWB:2023:7832
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschriften wegens te late indiening in belastingzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 november 2023, wordt beslist over de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen zijn gericht tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2017, 2019 en 2020. De rechtbank oordeelt dat de bezwaarschriften niet tijdig zijn ingediend en dat er geen verschoonbare redenen zijn voor deze termijnoverschrijding. De inspecteur had de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard, waardoor de beroepen kennelijk ongegrond zijn. De rechtbank baseert haar oordeel op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen als de beroepen kennelijk ongegrond zijn.
De rechtbank stelt vast dat de dagtekeningen van de aanslagen respectievelijk 26 mei 2018, 23 mei 2020 en 18 juni 2021 zijn, en dat de bezwaarschriften pas op 21 januari 2022 zijn ontvangen. Dit betekent dat de bezwaarschriften niet tijdig zijn ingediend, aangezien de termijn voor indiening al was verstreken. Belanghebbende voerde aan dat de overheid onvoldoende informatie heeft verstrekt over de wijziging van de massaal-bezwaarprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen verschoonbare reden is voor de te late indiening.
De rechtbank concludeert dat de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.