ECLI:NL:RBZWB:2023:758

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5605
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van studiefinanciering en opgelegde boete op grond van de Wet studiefinanciering 2000

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening en terugvordering van zijn uitwonendenbeurs en de aan hem opgelegde boete op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Eiser ontvangt sinds 1 augustus 2018 studiefinanciering van DUO, maar zijn studiefinanciering werd in 2020 vastgesteld op basis van zijn registratie als thuiswonende student. Na een wijziging in zijn registratie als uitwonende student, heeft DUO een huisbezoek en buurtonderzoek uitgevoerd, wat leidde tot de conclusie dat eiser niet op het BRP-adres woonde. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van DUO, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de zorgvuldigheid van het huisbezoek en de bewijskracht van de verklaringen van buren. De rechtbank concludeert dat DUO voldoende bewijs heeft geleverd dat eiser niet op het BRP-adres woonde, en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om DUO te veroordelen tot het vergoeden van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5605 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. L.V. Romme,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening en terugvordering van zijn uitwonendenbeurs en ook de aan hem opgelegde boete op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000).
Eiser ontvangt sinds 1 augustus 2018 van DUO studiefinanciering in de vorm van een basisbeurs, aanvullende beurs, lening en een studentenreisproduct.
DUO heeft met een besluit van 17 oktober 2019 de hoogte van eisers studiefinanciering voor het jaar 2020 vastgesteld. Op dat moment stond eiser in de BRP geregistreerd op het adres van zijn ouders, [adres ouders] in [plaatsnaam ouders] . Hierom werd aan eiser voor het jaar 2020 studiefinanciering toegekend naar de norm voor een thuiswonende student.
Op 3 november 2019 heeft eiser een wijziging studiefinanciering bij DUO ingediend. Eiser heeft doorgegeven dat hij vanaf 23 oktober 2019 in de BRP staat geregistreerd op het adres [BRP adres] in [plaatsnaam] (BRP-adres).
DUO heeft met een besluit van 3 november 2019 de hoogte van eisers basisbeurs en aanvullende beurs gewijzigd naar de norm voor een uitwonende student.
DUO heeft met een besluit van 14 oktober 2020 de hoogte van eisers studiefinanciering voor het jaar 2021 vastgesteld.
Op 1 april 2021 hebben controleurs van DUO een huisbezoek afgelegd aan het BRP-adres. Tevens hebben de controleurs op die datum een buurtonderzoek verricht. De resultaten van het huisbezoek en het buurtonderzoek heeft DUO neergelegd in een Rapportage Huisbezoek van 8 april 2021.
Naar aanleiding van het huisbezoek heeft DUO met de besluiten van 15 april 2021:
  • eisers basisbeurs en aanvullende beurs naar de uitwonendennorm herzien naar de thuiswonendennorm over de maanden november 2019 tot en met april 2021 (primair besluit 1);
  • eisers basisbeurs en aanvullende beurs naar de uitwonendennorm herzien naar de thuiswonendennorm over de maanden mei 2021 tot en met december 2021 (primair besluit 2);
  • de te veel betaalde studiefinanciering van eiser over de maanden november 2019 tot en met april 2021 teruggevorderd tot een bedrag van € 3.888,78 (primair besluit 3).
Met een brief van 15 april 2021 heeft DUO aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt om aan hem een boete op te leggen van € 1.302,44 wegens het niet voldoen aan de voorwaarde van feitelijke bewoning van het BRP-adres.
DUO heeft met een besluit van 17 mei 2021 (primair besluit 4) daadwerkelijk aan eiser deze boete opgelegd van € 1.302,44.
Eiser heeft op 17 juni 2021 bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten.
Met een besluit van 25 november 2021 (bestreden besluit) heeft DUO het bezwaar tegen primaire besluiten 1, 2 en 3 niet-ontvankelijk verklaard en eisers bezwaar tegen primair besluit 4 ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. DUO heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Op 7 december 2022 heeft eiser nog aanvullende beroepsgronden overgelegd, met een verklaring van eisers voormalig werkgever.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 22 december 2022. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en namens DUO mr. H. Bouhuys. Als getuigen zijn voor eiser verschenen: [getuige1] en [getuige2] .

Overwegingen van de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in dit beroep de vraag of DUO op goede gronden de boete heeft gehandhaafd in het bestreden besluit. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Standpunten van partijen
3.1
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, nu het huisbezoek en het buurtonderzoek te summier en onzorgvuldig van aard zijn geweest om te concluderen dat eiser niet woonachtig is op het BRP-adres. Ten aanzien van het buurtonderzoek heeft eiser aangevoerd dat de onderbuurman nooit heeft verklaard dat eiser niet woont op het BRP-adres en dat niet onaannemelijk is dat hij eiser niet dagelijks ziet vertrekken of thuiskomen. In de periode in geding studeerde eiser namelijk vele uren per week, liep hij stage en werkte hij 4 à 5 avonden in de week. Dit laatste bevestigt eisers voormalig werkgever in haar verklaringen. De verklaring van de overburen heeft minder bewijskracht, omdat zij pas enkele maanden daar woonden en niet konden vertellen of er iemand op het BRP-adres woonde. Eigenlijk verklaart de onderbuurman dat ook. Tevens kampt onderbuurman volgens eiser met verslavingsproblematiek, waardoor zijn verklaring niet waarheidsgetrouw is. De verklaringen hebben onvoldoende bewijskracht om te concluderen dat eiser niet op het BRP-adres woonde. Om dit standpunt te onderbouwen heeft eiser in beroep een verklaring van buurman [naam buurman] van nummer [huisnummer buurman] overgelegd. Ten aanzien van het huisbezoek heeft eiser aangevoerd dat op het BRP-adres wél persoonlijke bezittingen en verzorgingsspullen aanwezig waren. Er was geen post aanwezig, omdat eiser zijn post digitaal bewaart. Dit heeft hij aan de controleurs laten zien en is niet vreemd gezien zijn ICT-achtergrond en -opleiding. Door eisers coronabesmetting had hij wat kleding gepakt om bij zijn ouders te logeren, waarmee hij een plausibele verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van sommige spullen op het BRP-adres. Ook is eiser door zijn financiële situatie niet in het bezit van veel kledingstukken. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij zijn ouderlijk huis heeft verlaten, omdat de het ouderlijk huis erg krap was en de zolder door vochtproblemen niet meer te gebruiken was als slaapplek. Het is onjuist dat eiser nog een kamer had bij zijn ouders. Er was sprake van een miscommunicatie door de taalbarrière. Zo nu en dan logeerde hij bij zijn ouders op zolder. Omdat er maar drie slaapkamers in het ouderlijk huis waren, heeft eiser zijn zus aangeboden om bij hem te komen wonen.
3.2
DUO heeft zich in beroep ten aanzien van primaire besluiten 1, 2 en 3 op het standpunt gesteld dat er geen gronden zijn aangevoerd over de niet-ontvankelijkverklaring. Ten aanzien van primair besluit 4 heeft DUO zich op het standpunt gesteld dat met de rapportage huisbezoek is aangetoond dat eiser tijdens het huisbezoek niet woonde op het BRP-adres. De verklaring van de onderbuurman bevestigt de bevindingen van de controleurs dat eiser niet zijn hoofdverblijf op het BRP-adres heeft.
Omvang geschil
4. De rechtbank heeft ter zitting vastgesteld dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen primaire besluiten 1, 2 en 3 niet langer in geschil is. Eiser had ook geen zelfstandige gronden tegen deze besluiten aangevoerd. De rechtbank zal dan ook enkel nog het beroep tegen de aan eiser opgelegde boete beoordelen in deze uitspraak.
Beoordeling boete (primair besluit 4)
5.1
De rechtbank is van oordeel dat DUO op goede gronden een boete van € 1.302,44 heeft opgelegd aan eiser. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.3.
De rechtbank overweegt dat het opleggen van een bestuurlijke boete een voor eiser belastend besluit is. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [1] geldt bij boeteoplegging het uitgangspunt dat de bewijslast in eerste instantie op DUO rust. DUO moet aantonen dat de studerende niet heeft voldaan aan de verplichtingen die in artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000 zijn gesteld. Heeft DUO op een zeker controlemoment aan de op hem rustende bewijslast voldaan, dan heeft DUO, via het wettelijk vermoeden van artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000, ook voor de daaraan voorafgaande periode het bewijs geleverd dat de studerende niet woont op zijn BRP-adres. De werking van het wettelijk vermoeden als bewijsmiddel voor de boete is in beginsel beperkt tot een periode van maximaal twaalf maanden voorafgaand aan en met inbegrip van de maand waarin de woonsituatie van de studerende is gecontroleerd. Het wettelijk vermoeden kan door de studerende worden weerlegd. Voor de boete geldt dat de studerende redelijke twijfel moet zaaien over de juistheid van het vermoeden.
5.4
DUO heeft aan het boetebesluit de Rapportage Huisbezoek van 8 april 2021, met daarin de verklaringen en de resultaten van het buurtonderzoek, ten grondslag gelegd.
5.4.1
Uit de rapportage blijkt dat controleurs van DUO op 1 april 2021 om 14.08 uur, 17.35 uur en 18.54 uur een onaangekondigd huisbezoek hebben geprobeerd af te leggen aan het BRP-adres. De deur werd niet geopend na aanbellen bij de intercom. Bij de poging van 18.54 uur hebben de controleurs een jongeman met sleutel aangesproken, wat de bewoner van nummer [huisnummer bewoner] bleek te zijn, [naam bewoner] . [naam bewoner] heeft vervolgens de volgende ondertekende verklaring afgelegd. Hij woont bijna zes jaar op nummer [huisnummer bewoner] en nummer [huisnummer] is de woning boven zijn woning. Op nummer [huisnummer] komt en gaat een buitenlandse jongen. De jongen is iets meer dan een jaar geleden daar gekomen. Het is een rustige, aardige jongen, maar hij komt heel weinig thuis. Soms is hij er een dag wel en dan een week niet. Hij heeft de jongen al een tijd niet meer gezien of gehoord. Deze woningen zijn heel gehorig. Er woont verder niemand. Zijn woning is hetzelfde. Ze hebben een slaapkamer. Vervolgens hebben de controleurs bij de overburen op de bovenste verdieping aangebeld. Die overburen hebben aangegeven dat zij enkele maanden op het adres wonen, maar niet kunnen vertellen wie op nummer [huisnummer] woont. Zij hebben soms het idee dat de woning niet wordt bewoond. Ze hebben er wel een keer een jongeman gezien.
5.4.2
Hierna hebben de controleurs op 1 april 2021 om 19.20 uur een onaangekondigd huisbezoek afgelegd aan het ouderlijk adres van eiser. Na aanbellen bij de intercom werd de deur geopend door de broertjes van eiser. Later kwam eiser – gekleed in trainingspak met slippers zonder sokken – naar de deur en geeft hij aan dat hij op het BRP-adres woont, maar op bezoek is bij zijn ouders. Na het verzoek van de controleurs of eiser de woning op het BRP-adres wil laten zien, vraagt eiser of het niet op een andere dag kan, omdat hij een beetje ziek is geweest en daarom een paar dagen bij zijn ouders heeft geslapen. Na confrontatie met het buurtonderzoek en overleg met zijn ouders in het Syrisch zegt eiser dat hij zal meewerken aan een huisbezoek en dat hij er over 20-25 minuten zal zijn. Na een half uur is eiser er niet en belt de controleur hem op, waarna eiser aangeeft dat hij het verkeerd heeft begrepen en dat hij direct gaat vertrekken met zijn vader. Eiser komt even later – wederom op slippers zonder sokken en zonder jas – bij het BRP-adres aan met zijn vader. Eiser heeft de woning laten zien. De controleurs hebben hierover het volgende gerapporteerd. In de woning worden, behalve een hoekbank, een gevulde koelkast en een voorraad voeding en bestek in de keukenkasten, geen aanwijzingen van eisers hoofdverblijf gevonden, in de zin van zaken die naar hem te herleiden zijn. Ook van eisers zusje – die ook staat ingeschreven op het adres – ligt helemaal niets op het adres. De controleurs treffen geen post of administratie op zijn naam aan, geen kledingvoorraad (ondergoed, sokken, hemden, was, jassen, tassen, schoenen, riemen of andere herenaccessoires) en geen schoolboeken of andere studie gerelateerde spullen. Ook wordt er niets wat met eisers IT-opleiding te maken heeft aangetroffen en ook geen elektronische apparatuur, literatuur, laptop, tablet of opladers. De controleurs zien geen kastjes met hebbedingetjes, pasjes, foto’s, bonnetjes of bestellingen. De slaapkamer is niet opgeruimd, gevuld en heeft geen looproute. Er staat een vervuild bed dat duidelijk niet in gebruik is. Het matras heeft geen overtrek en er wordt geen deken of kussen gezien. Er staat een stuk van de bank op de zijkant en er staan dozen met een airco erin. Er is geen wasmachine. In de badkamer zijn geen dagelijkse verzorgingsproducten, behalve een pot gel. Eiser geeft aan dat hij alles online bewaart, maar heeft het huurcontract desgevraagd niet. De aangetroffen situatie bevestigt de verklaringen van de buren. Er kan niet worden vastgesteld dat iemand er zijn hoofdverblijf heeft en er gesetteld is. Het is opmerkelijk dat eiser bij zijn ouders blijft logeren terwijl hij coronasymptomen heeft. Dan zou je juist in quarantaine op je eigen adres moeten gaan. Het is ook niet aannemelijk dat eiser al zijn spullen naar zijn ouders heeft verhuisd, omdat hij daar enkele dagen zou hebben gelogeerd. Na het huisbezoek vertrekt eiser weer met zijn vader naar het ouderlijk adres.
5.4.3
Tijdens het huisbezoek heeft eiser samengevat het volgende verklaard. Hij was bij zijn ouders op een kamer die hij daar nog had. Hij is ongeveer anderhalf jaar huurder van de woning op het BRP-adres en woont er ook. Het kan dat buren hem niet veel zien, omdat hij vaak laat thuis komt. Soms is hij er een paar dagen en soms logeert hij een tijdje bij zijn ouders. Het zusje van eiser heeft zich een aantal weken voor het huisbezoek ook laten inschrijven op het BRP-adres, maar is nog niet verhuisd. Als zij is verhuisd, krijgt zij de slaapkamer en gaat eiser op de slaapbank in de woonkamer slapen. Eiser gaat zijn kleding in de inbouwgarderobekast in de gang plaatsen, maar heeft nu geen dagelijkse kleren, ondergoed, schoenen, jassen, wasmachine of verzorgingsproducten op het BRP-adres. Eiser doet zijn was bij zijn ouders en daar liggen ook zijn laptop, kleren en persoonlijke spullen. Poststukken bewaart hij online middels foto’s in Dropbox.
5.5
Ter zitting heeft eiser nog verklaard dat hij in de te beoordelen periode doorgaans twee à drie dagen per week bij een vriend dichtbij zijn werk sliep, dat hij twee à drie dagen per week bij zijn ouders verbleef en ongeveer twee à drie dagen op het BRP-adres. Verder heeft eiser verklaard dat zijn persoonlijke spullen in de auto lagen op het moment van het huisbezoek en dat tijdens het huisbezoek zijn tandpasta en scheermes over het hoofd zijn gezien. Ook zou zijn post bovenop een buffetkast hebben gelegen en de rest versnipperd in een vuilniszak. Met betrekking tot het OV-reisoverzicht heeft eiser aangegeven dat hij deze heeft overgelegd om aan te tonen dat hij regelmatig op het BRP-adres was. Getuige [getuige2] heeft hierop aangegeven dat hij in de te beoordelen periode ongeveer drie keer per week met eiser op het BRP-adres at.
5.6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat het toetsingskader bij boeteoplegging betreft het aantonen dat eiser niet woont op het BRP-adres en niet slechts het aannemelijk maken daarvan. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of DUO ook heeft ‘aangetoond’ dat eiser niet woont op het BRP-adres.
5.6.2
Uit het dossier blijkt dat de controleurs van DUO drie keer hebben geprobeerd een huisbezoek af te leggen aan het BRP-adres op 1 april 2021, waarbij telkens de deur niet werd geopend. Aansluitend aan de derde poging hebben de controleurs besloten om een buurtonderzoek te starten. Dit onderzoek heeft geleid tot gesprekken met drie bewoners in de nabije omgeving van het BRP-adres, waaronder onderbuurman [naam bewoner] . De rechtbank acht van belang dat de pogingen om een huisbezoek af te leggen plaatsvonden op verschillende tijdstippen, zowel overdag als ’s avonds, en dat de ondertekende verklaring van [naam bewoner] erg duidelijk is en ook overeenkomt met de verklaring van de overburen. Verder acht de rechtbank van belang dat eiser werd aangetroffen in de woning van zijn ouders en dat hij zowel toen als ter zitting heeft verklaard maar een paar dagen per week – zo’n twee à drie dagen – op het BRP-adres te verblijven en voor de rest elders. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiser een OV-reisoverzicht, een coronatestuitslag, een bestuurlijke boete van het CJIB en een verklaring van zijn werkgever overgelegd om zijn standpunt te onderbouwen. In beroep heeft hij nog een verklaring van buurman [naam buurman] van nummer [huisnummer buurman] en een verklaring van zijn werkgever overgelegd. De rechtbank overweegt dat er – alles in onderlinge samenhang bezien – te weinig persoonlijke spullen van eiser zijn aangetroffen op het BRP-adres. Verder is van belang dat de rapportage van DUO wordt ondersteund door de verklaringen van buurtbewoners en dat eiser zijn standpunten onvoldoende heeft onderbouwd met objectieve en verifieerbare bewijsstukken om tot het oordeel te komen dat hij woonde op het BRP-adres in de te beoordelen periode. Ook de verklaring van [getuige2] ter zitting maakt dit niet anders. Verder is – anders dan door eiser is betoogd ter zitting – niet gebleken dat tijdens het huisbezoek sprake is geweest van objectieve omstandigheden die duiden op miscommunicatie omtrent de inhoud van de rapportage. De rechtbank volgt deze stelling van eiser dan ook niet.
5.6.3
Concluderend overweegt de rechtbank dat de door de controleurs van DUO opgestelde rapportage voldoende feitelijke grondslag biedt voor het standpunt van DUO dat eiser niet woonde op zijn BRP-adres. Met de rapportage heeft DUO dit niet alleen aannemelijk gemaakt, maar ook aangetoond. De beroepsgronden van eiser slagen niet. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert aan het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om DUO te veroordelen tot het vergoeden van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Pasmans, griffier, op 2 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage wettelijk kader

Awb
Artikel 6:7 van de Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Wsf 2000
Artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
thuiswonende deelnemer: mbo-student die niet een uitwonende mbo-student is,
uitwonende deelnemer: mbo-student die voldoet aan de verplichtingen bedoeld in artikel 1.5.
Artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat voor het normbedrag voor een uitwonende mbo-student in aanmerking komt de mbo-student die voldoet aan de volgende verplichtingen:
a. de mbo-student woont op het adres waaronder hij in de basisregistratie personen staat ingeschreven, en
b. het woonadres van de mbo-student is niet het adres waaronder zijn ouders of een van hen in de basisregistratie personen staat of staan ingeschreven.
Artikel 9.9, eerste lid, van de Wsf 200 bepaalt dat, indien een mbo-student het normbedrag voor een uitwonende mbo-student toegekend heeft gekregen maar niet heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5, Onze Minister hem een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste 50 procent van het bedrag dat van de mbo-student in verband daarmee wordt teruggevorderd bij een herziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 oktober 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2435. Voor een uiteenzetting van de systematiek en de toetsingskaders verwijst de CRvB naar de uitspraken ECLI:NL:CRVB:2014:1146, ECLI:NL:CRVB:2016:86, ECLI:NL:CRVB:2016:1877 en ECLI:NL:CRVB:2016:1878.