ECLI:NL:RBZWB:2023:7157

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
BRE 22/3087
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het 50%-tarief voor motorrijtuigenbelasting bij plug-in hybride auto's

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Belanghebbende had verzocht om toepassing van het 50%-tarief voor plug-in hybride auto's met terugwerkende kracht vanaf 27 april 2016, maar dit verzoek werd door de inspecteur afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2023 behandeld, waarbij belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank constateert dat er formeelrechtelijke fouten zijn gemaakt in de bezwaarfase, maar verbindt hier slechts de consequentie aan dat de inspecteur het griffierecht moet vergoeden. Inhoudelijk oordeelt de rechtbank dat belanghebbende geen recht heeft op het 50%-tarief, omdat de CO2-uitstoot van de auto volgens het kentekenregister 104 gram per kilometer bedraagt, wat niet voldoet aan de voorwaarden voor het 50%-tarief. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt ook niet, omdat de inspecteur eerder had aangegeven dat de toepassing van het kortingstarief onjuist was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3087

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 17 mei 2022.
1.1.
Belanghebbende heeft per brief van 24 december 2021 verzocht om toepassing van het 50%-tarief voor plug-in hybride auto’s (het 50%-tarief) met terugwerkende kracht vanaf 27 april 2016. De inspecteur heeft bij beschikking van 18 februari 2022 het verzoek afgewezen. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur, mr. [inspecteur].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of belanghebbende recht heeft op de toepassing van het 50%-tarief. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank heeft geconstateerd dat in de bezwaarfase formeelrechtelijke fouten zijn gemaakt, maar de rechtbank verbindt hier slechts de consequentie aan dat de inspecteur het griffierecht moet vergoeden. Wat betreft het inhoudelijke geschil is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op het 50%-tarief, omdat niet aan de voorwaarden voor de toepassing van dit tarief is voldaan. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is vanaf 4 februari 2012 houder van een personenauto van het merk Toyota met het [kenteken] (hierna: de auto). De CO2-uitstoot van de auto is volgens het kentekenregister 104 gram per kilometer.
4.1.
Belanghebbende heeft per brief van 24 december 2013 om vrijstelling van MRB aangevraagd omdat hij de auto had omgebouwd tot een plug-in hybride auto. Aan belanghebbende is vervolgens in 2014 en 2015 geen MRB in rekening gebracht ter zake van de auto. In 2016 is over twee maanden 50% MRB in rekening gebracht.
4.2.
In 2016 is belanghebbende gebeld door de Belastingdienst met de mededeling dat de auto voor de MRB onjuist was ingedeeld. Belanghebbende heeft tijdens dat telefoongesprek een toelichting op de gegevens van de auto gegeven. Zonder nadere schriftelijke aankondiging is vanaf 27 april 2016 het volledige bedrag aan MRB in rekening gebracht. De MRB is steeds maandelijks via automatische afschrijving betaald.
4.3.
Belanghebbende constateerde eind 2021 dat vanaf 27 april 2016 het volledige tarief in rekening was gebracht. Per brief van 24 december 2021 heeft hij aan de inspecteur verzocht om alsnog de korting toe te passen over de afgelopen perioden en daarna. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, omdat de auto volgens de inspecteur niet aan de voorwaarden voor de kortingsregeling voldoet.

Motivering

Vooraf: kwalificatie documenten en ontvankelijkheid in de bezwaarfase
5. In de Wet Motorrijtuigenbelasting 1964 (Wet MRB) is geen mogelijkheid opgenomen om achteraf via een verzoek MRB terug te vragen, indien ten onrechte het 50%-tarief niet is toegepast. Wel bestaat de mogelijkheid om tegen de voldoening op aangifte (betaling van de MRB) bezwaar in te dienen. [1] Het bezwaar moet dan zijn ingediend binnen zes weken nadat de MRB is betaald.
5.1.
Het voorgaande betekent dat de brief van belanghebbende van 24 december 2021 had moeten worden aangemerkt als bezwaar tegen de betalingen van de MRB vanaf 27 april 2016. Dat bezwaar is te laat ingediend voor alle perioden, behalve voor de laatste betaling van MRB.
5.2.
De beschikking van de inspecteur van 18 februari 2022 moet dan worden aangemerkt als de eigenlijke uitspraken op bezwaar. De inspecteur heeft dan ten onrechte op 17 mei 2022 nogmaals uitspraak op bezwaar gedaan.
5.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om (de rechtsgevolgen van) de beschikking van 18 februari 2022 en/of 17 mei 2022 te vernietigen, omdat de rechtbank de tijdigheid van het bezwaar niet meer beoordeelt [2] en omdat dat belanghebbende niet in een betere positie kan brengen. [3] Wel ziet de rechtbank aanleiding om de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende te laten vergoeden.
Inhoudelijk: heeft belanghebbende volgens de wet- en regelgeving recht op de toepassing van het 50%-tarief?
5.4.
MRB wordt geheven ter zake van het houden van een motorrijtuig [4] van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt. [5] Indien een personenauto een CO2-uitstoot heeft van meer dan 0 gram per kilometer maar niet meer dan 50 gram per kilometer, dan bedraagt de MRB de helft van de belasting volgens het normale tarief. [6] De CO2-uitstoot van een personenauto wordt gemeten en vastgesteld volgens vaste meetmethodes. [7] De uitkomst van de meting wordt vastgelegd in het kentekenregister van de RDW. [8]
5.5.
Niet in geschil is dat de verschuldigde MRB voor de auto naar het normale tarief, vermeerderd met provinciale opcenten, € 57 per maand bedraagt. Belanghebbende stelt dat hij in aanmerking komt voor het 50%-tarief, omdat de auto een plug-in hybride betreft met een CO2-uitstoot van 27 gram per kilometer. De rechtbank volgt het standpunt van belanghebbende niet. Uit de gegevens van het kentekenregister blijkt dat de auto een CO2-uitstoot van 104 gram per kilometer heeft. De eigen berekening van belanghebbende aan de hand van de gegevens van de boordcomputer van de auto kan belanghebbende niet baten. Dit is namelijk geen meting volgens de officiële meetmethodes en de uitkomst van de meting is bovendien niet geregistreerd in het kentekenregister van de RDW. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van belanghebbende dat een keuring volgens de RDW niet mogelijk, dan wel niet noodzakelijk was. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat hij uiteindelijk wel wist dat hij de auto bij de RDW in Lelystad kon laten keuren, maar omdat dit (volgens zijn zeggen) tenminste € 1.000 euro zou kosten en omdat hij niet het risico wilde lopen dat de auto zou worden afgekeurd, heeft hij dit niet meer gedaan. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de CO2-uitstoot van de auto mogelijk onjuist staat geregistreerd in het kentekenregister van de RDW in deze situatie voor rekening en risico van belanghebbende komt.
5.6.
Gelet op het voorgaande voldoet de auto niet aan de voorwaarden zoals vermeld in 5.4. Bij de berekening van de verschuldigde MRB voor de auto is daarom terecht geen korting toegepast.
5.7.
Overigens merkt de rechtbank op dat de inspecteur niet betwist dat belanghebbende in het belang van het milieu heeft willen zorgen voor een lagere CO2-uitstoot van de auto. Ook de rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de goede intenties van belanghebbende. Voor de MRB is de kortingsregeling voor plug-in hybride auto’s echter een uitzondering op de hoofdregel dat het standaardtarief moet worden toegepast. Bij uitzonderingen op een hoofdregel moeten de voorwaarden voor die uitzondering altijd strikt worden toegepast en gehandhaafd. Dit geldt ook in de situatie van belanghebbende.
Inhoudelijk: heeft belanghebbende op grond van het vertrouwensbeginsel recht op de toepassing van het 50%-tarief?
5.8.
Belanghebbende doet een beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat het 50%-tarief eerder wel is toegepast.
5.9.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de belastingplichtige aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe de inspecteur in een concreet geval zijn bevoegdheden zou uitoefenen. [9] Het in rechte te beschermen gewekt vertrouwen moet in ieder geval worden gehonoreerd tot het tijdstip waarop de inspecteur de belastingplichtige kenbaar heeft gemaakt dat hij zijn standpunt heeft gewijzigd. [10]
5.10.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel niet. Weliswaar heeft de inspecteur in eerste instantie tot en met begin 2016 het kortingstarief voor plug-in hybride auto’s toegepast, maar de inspecteur heeft tijdens het telefoongesprek begin 2016 aangegeven dat dit achteraf bezien onjuist was. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat de inspecteur tijdens het telefoongesprek niet heeft gezegd dat alsnog het 50%-tarief zal worden toegepast, maar dat de inspecteur er nog eens naar zou kijken. Vervolgens is het 100%-tarief in rekening gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank kon belanghebbende er in deze situatie niet op vertrouwen dat hij voor de kortingsregeling in aanmerking zou blijven komen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het 50%-tarief van de MRB niet alsnog zal worden toegepast. Belanghebbende krijgt wel het griffierecht terug. De rechtbank ziet geen aanleiding voor eventuele vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 29 september 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
rechter
De griffier is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen brief aan het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 26, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
2.Hoge Raad 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1153, mede gezien Centrale Raad van Beroep 9 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1500 en Afdeling bestuursrechtspraak 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1730 en het jaaroverzicht 2021 van de Commissie rechtseenheid bestuursrecht waar het volgende staat vermeld:
3.Vergelijk Hoge Raad 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1033, r.o. 3.1.
4.Artikel 1, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB).
5.Artikel 6 van de Wet MRB.
6.Artikel 23b, eerste lid, onder b, van de Wet MRB, geldend vanaf 2016, in afwijking van het normale tarief op grond van artikel 23 van de Wet MRB (in 2014 en 2015 was het nihiltarief van toepassing voor auto's met een CO2-uitstoot van minder dan vijftig gram per kilometer).
7.Artikel 23b, tweede lid, van de Wet MRB in samenhang met artikel 9, elfde tot en met dertiende lid, van de Wet BPM en artikel 6a, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992.
8.Artikel 2, aanhef en onder o, van de Wet MRB.
9.Hoge Raad 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1069.
10.Hoge Raad 28 februari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE6422.