ECLI:NL:RBZWB:2023:6847

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2339
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de bestuurlijke boete voor bedrijfsmatig onttrekken van woonruimte

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen een bestuurlijke boete van € 4.000,- beoordeeld. Deze boete was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg vanwege het bedrijfsmatig onttrekken van woonruimte zonder vergunning. De rechtbank behandelt de feiten van de zaak, waarbij op 24 juni 2021 een hennepkwekerij werd aangetroffen in de woning van eiser. De rechtbank concludeert dat eiser een substantieel deel van de woning heeft onttrokken aan de woningvoorraad, omdat drie kamers werden gebruikt voor hennepteelt en niet meer geschikt waren voor bewoning. Eiser betwist dat de onttrekking bedrijfsmatig was, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden en de aard van de overtreding wijzen op bedrijfsmatige exploitatie. Eiser stelt ook dat de boete onevenredig is, maar de rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft besloten om de boete in stand te laten, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de opgelegde boete blijft staan en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2339

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder

(gemachtigde: mr. Z. Mucuk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van 6 maart 2023 om de opgelegde bestuurlijke boete van € 4.000,- in stand te laten. Het college heeft deze boete met zijn besluit van 31 december 2021 aan eiser opgelegd vanwege het bedrijfsmatig onttrekken van woonruimte zonder vergunning.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 24 juni 2021 heeft een toezichthouder van de gemeente Tilburg een hennepkwekerij aangetroffen in de woning aan de [adres] in [plaats]. Eiser was huurder en enig bewoner van deze woning. Eén kamer op de zolderverdieping en twee slaapkamers op de eerste verdieping werden gebruikt als hennepkwekerij. De muur tussen de twee slaapkamers was uitgebroken. De toezichthouder heeft, behalve de geïnstalleerde kwekerij en de daarbij benodigde kweekmaterialen, 370 hennepplanten aangetroffen. Het college heeft daarop een bestuurlijke boete van € 4.000,- opgelegd aan eiser voor het bedrijfsmatig onttrekken van woonruimte aan de woningvoorraad.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het besluit van het college om de opgelegde bestuurlijke boete van € 4.000,- in stand te laten. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.1.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat zijn de regels?
5. Op grond van de Huisvestingswet 2014 (hierna: Huisvestingswet) is het verboden om een woonruimte anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. [1] Bij overtreding van de Huisvestingswet, kan de gemeenteraad in de huisvestingsverordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. [2] Indien de gemeenteraad dit heeft bepaald bij huisvestingsverordening, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete. [3]
5.1.
De gemeenteraad van de gemeente Tilburg heeft in de Huisvestingsverordening Tilburg 2020 (hierna: de Huisvestingsverordening) vastgelegd dat het verboden is om een woonruimte, zonder vergunning, anders dan ten behoeve van bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden. [4] Overtreding van het verbod uit de Huisvestingsverordening, kan op grond van de Huisvestingsverordening worden beboet met een bestuurlijke boete, waarvan het college van burgemeester en wethouders de hoogte bepalen. [5] De hoogte van de boetes is vastgelegd in Bijlage 2 bij de Huisvestingsverordening. [6]
Heeft eiser woonruimte onttrokken aan de woningvoorraad?
6. Eiser stelt dat hij zelf in de woning woonde en daarom is hij van mening dat van onttrekking van woonruimte aan de woningvoorraad geen sprake kan zijn.
6.1.
Het college stelt dat met de opgemaakte rapportage van 24 juni 2021 en de bij het verweerschrift aangeleverde foto’s vaststaat dat de woonruimte gedeeltelijk was onttrokken aan de woonbestemming, omdat de kamers die voor de hennepkwekerij werden gebruikt niet langer geschikt waren voor bewoning. Het college voert aan dat de woning voor minder bewoners geschikt was dan zonder de onttrekking het geval zou zijn geweest. Het maakt daarbij voor het college niet uit dat niet alle kamers werden gebruikt voor de hennepteelt.
6.2.
Gelet op de rapportage van de toezichthouder en het gegeven dat eiser niet heeft betwist dat twee volledige slaapkamers en een kamer op de zolderverdieping ten behoeve van de hennepkwekerij werden gebruikt, staat voor de rechtbank vast dat een gedeelte van de woning werd gebruikt als hennepkwekerij. Deze kamers werden niet voor bewoning gebruikt en waren daarvoor ook niet meer geschikt, gelet op de feiten dat de kamers vol met hennepplanten stonden en dat de muur tussen de slaapkamers was uitgebroken. In lijn met vaste rechtspraak is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden, dat eiser de enige bewoner van de woning was en dat andere ruimtes van de woning nog wel bewoonbaar, niet maken dat er geen sprake was van onttrekking. [7] De rechtbank is daarnaast van oordeel dat eiser een substantieel deel van de woning heeft onttrokken aan de woningvoorraad, nu vaststaat dat drie kamers als hennepkwekerij waren ingericht en als zodanig werden gebruikt. [8] De rechtbank oordeelt daarom dat het college in redelijkheid heeft geconcludeerd dat eiser de woning heeft onttrokken aan de woningvoorraad, omdat het gebruik van de twee slaapkamers en één kamer op de zolderverdieping kwalificeert als een ander doel dan permanente bewoning. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Was de onttrekking bedrijfsmatig van aard?
7. Eiser stelt dat, als al sprake is van onttrekking, die onttrekking niet bedrijfsmatig van aard was. Eiser voert aan dat er geen sprake is geweest van drugshandel vanuit de woning en dat het college het bedrijfsmatig karakter van de onttrekking niet voldoende heeft onderbouwd.
7.1.
Het college verwijst naar Bijlage 2 bij de Huisvestingsverordening, waarin het in gebruik hebben van woonruimte voor hennepteelt aangemerkt wordt als bedrijfsmatige exploitatie als daardoor een gedeelte van de woonruimte niet meer voor bewoning geschikt is of wordt gebruikt. Volgens het college was dit het geval en is daarmee sprake van bedrijfsmatige onttrekking.
7.2.
In lijn met een eerdere uitspraak van deze rechtbank, [9] moet voor de kwalificatie bedrijfsmatige onttrekking sprake zijn van een substantiële onttrekking. Zoals de rechtbank onder 6.2. heeft geoordeeld, is daarvan sprake. Gelet op Bijlage 2 bij de Huisvestingsverordening en in lijn met de hiervoor aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, [10] leidt de vaststelling dat een substantieel deel van de woning is onttrokken ten behoeve van hennepteelt tot de conclusie dat de onttrekking bedrijfsmatig van aard was. Dat niet vaststaat dat eiser daadwerkelijk in drugs heeft gehandeld vanuit de woning, verandert het oordeel van de rechtbank niet. Ook het argument van eiser dat de onttrekking niet van bedrijfsmatige aard was, omdat hij de hennepkwekerij uit financiële nood had, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid tot de conclusie is gekomen dat de onttrekking bedrijfsmatig van aard was. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Was de opgelegde bestuurlijke boete onevenredig?
8. Eiser vindt dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de financiële omstandigheden waarin hij verkeert. Eiser stelt namelijk dat hij schulden heeft. Naast de opgelegde bestuurlijke boete stelt eiser dat hij ook een navordering opgelegd heeft gekregen van de energieleverancier en ook dat hij een schadevergoeding heeft moeten betalen aan de woningcorporatie voor het herstel van de woning naar de oorspronkelijke staat.
8.1.
Het college verwijst naar vaste rechtspraak van de ABRvS, waarin verminderde verwijtbaarheid, beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden. [11] Het college is van mening dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een lagere boete rechtvaardigen en dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat daarvan wel sprake is.
8.2.
Dat het college eiser een boete van € 4.000,- heeft opgelegd, toont volgens de rechtbank aan dat het college ermee rekening heeft gehouden dat eiser niet eerder een dergelijke overtreding heeft begaan. Dat eiser stelt dat hij een navordering van de energieleverancier heeft gekregen en ook een schadevergoeding aan de woningcorporatie moet betalen, betekent volgens de rechtbank niet dat het college de boete had moeten matigen. Het is aan eiser als overtreder om aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere omstandigheden [12] en gelet op vaste rechtspraak van de ABRvS had eiser moeten aantonen dat hij door de boete onevenredig is getroffen. [13] Hoewel het wel op de weg van eiser lag, heeft hij zijn stelling dat hij schulden heeft niet onderbouwd. De rechtbank weegt mee dat eiser inmiddels een betalingsregeling met het college heeft getroffen. De rechtbank is van oordeel dat het college in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat het opleggen van een bestuurlijke boete van € 4.000,- in het geval van eiser onevenredig is. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de rechtbank van oordeel is dat het college in redelijkheid heeft besloten om de aan eiser opgelegde bestuurlijke boete in stand te laten. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 28 september 2023 en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Huisvestingswet 2014 (de Huisvestingswet)
Artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet
Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden;
anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar met andere woonruimte samen te voegen of samengevoegd te houden;
van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden;
tot twee of meer woonruimten te verbouwen of in die verbouwde staat te houden.
Artikel 35, eerste lid, van de Huisvestingswet
De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, artikel 21, artikel 22, eerste lid, artikel 23a, eerste of derde lid, artikel 23b, eerste en tweede lid, artikel 23c, eerste lid, artikel 23d of artikel 23e, of van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
Artikel 35, derde lid, van de Huisvestingswet
De gemeenteraad stelt in de huisvestingsverordening het bedrag vast van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.
Huisvestingsverordening Tilburg 2020 (de Huisvestingsverordening)
Artikel 1, onder l, van de Huisvestingsverordening
Onttrekking: het gebruiken van woonruimte voor een ander functie dan wonen, zoals bedoeld in artikel 21 sub a van de Huisvestingswet 2014; (…).
Artikel 2, eerste en tweede lid, van de Huisvestingsverordening
1.
Het is verboden om een woonruimte, zonder vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet:
a.
anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden;
b.
van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden, waarbij bewoning door 3 of meer personen plaatsvindt.
2.
De vergunningplicht heeft betrekking op alle woonruimte binnen de bebouwde kom van de gemeente Tilburg; (…).
Artikel 22 van de Huisvestingsverordening
Overtreding van de verboden, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, artikel 7, eerste lid en artikel 13, eerste en tweede lid van deze huisvestingsverordening, of het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 5 van deze huisvestingsverordening, kan worden beboet met een bestuurlijke boete.
Burgemeester en Wethouders bepalen de hoogte van de op te leggen boete voor overtreding van de verboden in deze huisvestingsverordening, overeenkomstig de tabel in bijlage 2.
Bijlage 2 bij de Huisvestingsverordening
Boetetabel bestuurlijke boete
Bijlage 2 bij de Huisvestingsverordening
Bedrijfsmatige exploitatie
Overtredingen die vanuit een bedrijfsmatige/commerciële exploitatie worden begaan, worden zwaarder beboet dan andere, omdat de overtreding wordt begaan met winstoogmerk. In de volgende gevallen is er sprake van "bedrijfsmatige exploitatie":
De overtreder verhuurt aantoonbaar meer dan twee woonruimten. Uit de omvang van de exploitatie blijkt het bedrijfsmatige aspect. Iemand die zich bedrijfsmatig bezighoudt met de exploitatie behoort de wet- en regelgeving te kennen;
De overtreder houdt zich beroepsmatig bezig met huisvesting en exploitatie van onroerend goed. Hieronder vallen in ieder geval: vastgoedontwikkelaars, makelaars, woning- en kamerbemiddelingbureau's en bedrijven die zich bezig houden met huisvesting van eigen werknemers. Het bedrijfsmatige aspect van de exploitatie vloeit voor uit de aard van het bedrijf of beroep van de overtreder;
Onttrekking van woonruimte is enkel bedrijfsmatig indien dit vanuit commercieel oogpunt plaatsvindt. Het in gebruik hebben van woonruimte voor hennepteelt, drugshandel en/of illegale prostitutie is als onttrekking vanuit commercieel oogpunt te beschouwen als daardoor een gedeelte van de woonruimte niet meer voor bewoning geschikt is of wordt gebruikt.

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 5:46 van de Awb:
De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.

Voetnoten

1.Zie artikel 21 van de Huisvestingswet.
2.Zie artikel 21, onder a, van de Huisvestingswet.
3.Zie artikel 35, eerste lid, van de Huisvestingswet.
4.Zie artikel 2, eerste lid, van de Huisvestingsverordening.
5.Zie artikel 2, eerste lid, van de Huisvestingsverordening, in combinatie met artikel 22 van de Huisvestingsverordening.
6.Zie de Bijlage bij de Huisvestingsverordening: in de tabel in rij 6, kolom 1-3 is vastgelegd dat onttrekking zonder vergunning (bedrijfsmatig) bij eerste overtreding wordt beboet met een bestuurlijke boete van € 4.000,-.
7.Zie ABRvS 30 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1754.
8.Zie ABRvS 11 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:25.
9.Zie Rb. Zeeland-West-Brabant 19 oktober 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:6620.
10.Zie Rb. Zeeland-West-Brabant 19 oktober 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:6620.
11.Zie ABRvS 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:103.
12.Zie artikel 5:46 van de Awb.
13.Zie onder meer ABRvS 30 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1754 en ABRvS 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1820.