8.2Het college geeft aldus niet alleen een verkeerde uitleg aan zijn eigen beleid, maar handelt ook in strijd met de geest van de Huisvestingswet. Weliswaar is het op basis van de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening mogelijk een bestuurlijke boete op te leggen als sprake is van een
gedeeltelijkeonttrekking van woonruimte aan de woonbestemming, maar om van een gedeeltelijke onttrekking te kunnen spreken dient een substantieel gedeelte van de woning voor een ander doel dan (permanent) wonen te worden gebruikt. De Huisvestingswet 2014 beoogt ten aanzien van de bevoegdheid bij gedeeltelijke onttrekking van woonruimte – ondanks een gewijzigde formulering – geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van artikel 30, lid 1onder a Huisvestingswet (oud), waarin was vermeld dat het niet is toegestaan een woonruimte zonder vergunning ‘voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is’.
Gelet op de kleine hoeveelheid aangetroffen hennepplanten en de relatief kleine kweektent van 2m2, in verhouding tot de inhoud en oppervlakte van de betreffende woonruimte, is de rechtbank van oordeel dat er niet gesproken kan worden van onttrekking van woonruimte of gebruik met een ander doel dan permanente bewoning.
Zelfs als hier gesproken zou kunnen worden van een hennepkwekerij met een bedrijfsmatig karakter, geldt dat de woning nog steeds overwegend (zelfs vrijwel geheel) in gebruik was als woonruimte en geschikt was voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als vóór het plaatsen van de (kweek)tent met zes hennepplanten. Dat de planten zich in een slaapkamer bevonden waar mogelijk niemand sliep is – anders dan verweerder kennelijk meent – niet bepalend voor de vraag of de woning nog door een huishouden van dezelfde omvang kan worden bewoond. Niet de locatie van een hennepkwekerij speelt hier een rol, maar het beslag dat een kwekerij op de ruimte legt in relatie tot het totale woonoppervlak.
Dat er in totaal zes hennepplanten zijn aangetroffen, betekent bovendien niet zonder meer dat hier sprake is van bedrijfsmatige exploitatie van een (klein) gedeelte van de woning. Dat sprake is van een illegale – en niet gedoogde – hoeveelheid softdrugs, maakt nog niet dat aannemelijk is dat de woonruimte voor een ander doel dan permanente bewoning wordt aangewend. Dat de hennepkwekerij en kweektent er naar het oordeel van het college professioneel uitzagen, doet aan het oordeel niets af.
9. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is geweest van overtreding van het verbod tot onttrekking van woonruimte van de Huisvestingswet, zodat geen boete kon worden opgelegd.
10. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
11. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
12. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496, en wegingsfactor 1).