ECLI:NL:RBZWB:2023:5771

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3349
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie door UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had op 18 mei 2021 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze per 5 augustus 2021, met als argument dat eiseres slechts voor 23,48% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar vader en haar gemachtigde. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, die was gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. Eiseres betwistte de juistheid van de vastgestelde beperkingen en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De rechtbank concludeert dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd, omdat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid correct was. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat de door eiseres ingebrachte medische informatie adequaat is beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3349 WIA

uitspraak van 18 augustus 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.A. Teunissen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 15 juli 2021 geweigerd per 5 augustus 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 24 mei 2022 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.2.
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres bijgestaan door haar vader [naam 1] , de gemachtigde van eiseres en mr. J.F.C.A.M. Weterings als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 5 augustus 2021 voor 23,48 % arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA uitkering heeft geweigerd per 5 augustus 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiseres is werkzaam geweest als ondersteunend medewerker wonen voor 36 uur per week. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege diverse medische klachten als gevolg van een auto-ongeluk.
3.3.
Op 18 mei 2021 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. In het primaire besluit heeft het UWV geweigerd om aan eiseres per 5 augustus 2021 een WIA-uitkering toe te kennen. In het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
3.4.
Bij besluit van 12 oktober 2021 is aan eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
Verzekeringsarts [naam 2] heeft het dossier bestudeerd en op 1 juli 2021 telefonisch contact gehad met eiseres. Eiseres is volgens de verzekeringsarts belastbaar voor arbeid, omdat er geen sprake is van een GBM (geen benutbare mogelijkheden)-situatie of wisselende afnemende belastbaarheid. De bevindingen van de revalidatiearts en verzekeringsgeneeskundige van Ergatis geven wel aanleiding om beperkingen aan te nemen in persoonlijk en sociaal functioneren. Het gaan dan om werken met deadlines, hoog handelingstempo, sterke wisselingen, conflicthantering, omgaan met complexe materie, verdelen van aandacht, hoog eindverantwoordelijk werk en vooralsnog ook voor omgaan met patiënten, opbouwen in een prikkelarme werkomgeving. Er zijn volgens de verzekeringsarts geen beperkingen in statisch en dynamisch functioneren. Vanwege de energetische klachten acht de verzekeringsarts een lichte urenbeperking van toepassing. De verzekeringsarts gaat uit van 8 uur per dag en 40 uur per week (de rechtbank begrijpt: geen overwerk). Daarnaast raadt de verzekeringsarts avond- en nachtdiensten af. De beperkingen en belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 juli 2021.
De verzekeringsarts b&b [naam 3] heeft het dossier bestudeerd en de hoorzitting op 17 maart 2022 bijgewoond. Daarnaast heeft eiseres toestemming gegeven voor de aanwezigheid van de medewerker bezwaar bij het medische gedeelte van de hoorzitting. De verzekeringsarts b&b is van mening dat de belastbaarheid van eiseres juist is vastgelegd in de FML van 1 juli 2021. Er wordt rekening gehouden met het feit dat eiseres verminderd stressbestendig is en is aangewezen op stressarme werkzaamheden. Uit de door eiseres ingebrachte medische informatie, waaronder de informatie van de GZ-psycholoog en de informatie van Revant, blijkt dat er sprake is van een verbetering van de klachten. Forsere beperkingen zijn niet aan de orde. Daarnaast is eiseres al aangewezen op een voorspelbare werksituatie waardoor ze niet hoeft in te spelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud. Verder blijkt uit de informatie van de neuroloog van 30 september 2019 dat de MRI geen posttraumatische intracraniële afwijkingen toonde. Bij onderzoek door Ergatis blijkt dat er geen aanwijzingen waren voor een andere verklaring voor haar klachten dan mogelijk onderpresteren. Uit de hoorzitting blijkt ook dat eiseres overdag diverse activiteiten onderneemt. Zo gaat zij dagelijks een stukje wandelen. Dit varieert tussen de 5 en 60 minuten. Ook doet zij iets in het huishouden, haakt zij en speelt zij piano. Eiseres doet haar eigen huishouden en zelfstandig boodschappen.
Volgens de verzekeringsarts b&b bestaat er geen medische reden om een forsere urenbeperking toe te kennen. Er is namelijk geen sprake van verminderde beschikbaarheid voor arbeid in verband met opname of deeltijdtherapie. Er is geen stoornis in de energiehuishouding door een energietekort, te groot energieverbruik of een verminderde recuperatiemogelijkheid. Daarnaast is eiseres beperkt voor geluidsbelasting namelijk niet in een lawaaierige omgeving. Eiseres blijkt moeite te hebben met geluid, fel licht en bewegingen. Daarom gebruikt zij bij veel geluiden een koptelefoon, maar niet altijd. Zij kan, zonder koptelefoon, boodschappen in de supermarkt doen. Ook kan eiseres ondanks de moeite met fel licht zelf autorijden en hovenierswerkzaamheden verrichten.
Ten aanzien van het standpunt dat er ten onrechte geen beperking is aangenomen op ‘vasthouden van de aandacht in het dagelijks functioneren’, terwijl is vastgesteld dat na ongeveer 30 minuten een vermindering in cognitief functioneren merkbaar is, stelt de verzekeringsarts dat een beperking niet aan de orde is, omdat blijkt dat eiseres activiteiten kan verrichten waarbij zij de aandacht erbij moet houden. Uit de hoorzitting blijkt namelijk dat eiseres kan haken en piano spelen. Dit zijn volgens de verzekeringsarts b&b activiteiten waarbij de aandacht erbij moet worden gehouden.
4.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat en dat de FML daardoor haar beperkingen niet juist weergeeft.
Daarnaast is eiseres van mening dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts heeft uitsluitend het medisch dossier van eiseres bestudeerd en heeft eiseres een keer telefonisch gesproken. In de bezwaarfase is vervolgens wederom dossierstudie verricht en heeft er een hoorzitting plaatsgevonden. Uit vaste rechtspraak volgt echter dat, als in de primaire fase geen sprake is geweest van een fysiek spreekuurcontact en in de bezwaarfase de correctheid van de FML wordt betwist, een zorgvuldig onderzoek vereist dat de betrokkene in bezwaar tijdens een fysiek spreekuurcontact wordt onderzocht. [1] Daarbij geldt dat de aanwezigheid van de verzekeringsarts b&b bij de hoorzitting niet kan worden gelijkgesteld met de beslotenheid van een spreekuur. [2] Nu er ten onrechte geen fysiek spreekuur heeft plaatsgevonden in de bezwaarfase, is het onderzoek onzorgvuldig tot stand gekomen. Uit vaste rechtspraak volgt dan ook dat het UWV de beslissing niet op de rapportages had mogen baseren. [3]
De verzekeringsarts stelt dat hij zich kan vinden in de beperkingen die door Ergatis zijn aangenomen. Niet alle beperkingen worden echter door de verzekeringsarts overgenomen. Daar komt ook nog bij dat de verzekeringsarts de beperkingen van eiseres op de rubrieken 1.8.4 (deadlines of productiepieken) en 1.8.5 (hoog handelingstempo) heeft genuanceerd. Deze nuanceringen volgen niet uit het rapport van de verzekeringsarts van Ergatis. Ook het feit dat eiseres is aangewezen op een rustige werkomgeving volgt niet uit dit rapport. Eiseres kan niet functioneren in een drukke lawaaierige omgeving. Dit betreft iets totaal anders. Gelet hierop is de medische beoordeling inconsistent en onbegrijpelijk. Uit vaste rechtspraak volgt dat het UWV de beslissing op bezwaar niet had mogen baseren op het rapport van de verzekeringsarts.
In het aanvullend beroepschrift stelt eiseres dat uit het rapport van de door haar ingeschakelde deskundige blijkt dat de verzekeringsarts van het UWV de belastbaarheid van eiseres onjuist heeft vastgesteld. Dat eiseres sinds het ongeval veel moeite heeft met prikkels in algemene zin, is een terugkerend en daarmee consequent element in de medische stukken. Eiseres kan slechts beperkt activiteiten ondernemen en deze activiteiten kosten bovendien veel moeite. Het gaat om korte activiteiten waarvan eiseres thuis kan herstellen of om activiteiten waarbij er nauwelijks prikkels zijn of eiseres zich daarvoor kan afschermen. De verzekeringsartsen van het UWV hebben de prikkelgevoeligheid van eiseres onvoldoende onderkend door eiseres enkel beperkt te achten op geluid en de toelichting te geven dat eiseres enkel niet zou kunnen functioneren in een lawaaierige omgeving. Er hadden meer beperkingen moeten worden aangenomen. Dat eiseres activiteiten onderneemt, kan anders dan de verzekeringsarts b&b lijkt te stellen, niet de conclusie dragen dat eiseres in staat moet worden geacht om 40 uur per week te werken en geconfronteerd te worden met externe prikkels.
4.3.
Naar aanleiding van de beroepschriften met onderliggende stukken heeft het UWV de verzekeringsarts b&b gevraagd om te beoordelen of er aanleiding is om het standpunt te herzien. De verzekeringsarts b&b is van mening dat hiervoor geen aanleiding is.
De verzekeringsarts b&b stelt dat eiseres in de primaire fase telefonisch door een geregistreerd verzekeringsarts is gesproken. De verzekeringsarts was op de hoogte van de aanwezige aandoening. Ook is medische informatie van de diverse behandelaren aanwezig in het dossier. In bezwaar is eiseres gehoord tijdens een hoorzitting waarbij de verzekeringsarts b&b ook aanwezig was. Aan het begin van de hoorzitting is de mogelijkheid geboden om de verzekeringsarts b&b alleen te spreken en er is toestemming gevraagd voor de aanwezigheid van de medewerker bezwaar bij het medische gedeelte. Eiseres is akkoord gegaan met de aanwezigheid van de medewerker bezwaar. Tijdens de hoorzitting heeft eiseres geen blijk gegeven dat zij de verzekeringsarts b&b alleen wilde spreken, hetgeen een optie was. Uitgebreid, aanvullend psychisch onderzoek had geen toegevoegde waarde omdat het niet toeziet op het psychisch functioneren op de datum in geding.
Daarnaast stelt de verzekeringsarts b&b dat het onderzoek van Ergatis van een bijna een jaar voor de datum in geding is. Bovendien blijkt uit de brief van de GZ-psycholoog van 10 augustus 2021 dat bij vergelijkende NPO, sprake is van een zwak tot matig herstel van neurocognitief functioneren. Uit de rapportage van de verzekeringsarts blijkt verder dat eiseres gedurende de dag activiteiten onderneemt, waaronder ook activiteiten met aandacht verdelen, zoals autorijden, wandelen en het verrichten van vrijwilligerswerk.
Er is geen aanleiding om de FML aan te passen. De prikkelgevoeligheid van eiseres, passend bij de aandoening, was bekend. Het wordt niet ontkend en is meegenomen in de aangenomen beperkingen op de FML. Uit de medische rapportage van verzekeringsarts [naam 4] blijkt dat alleen dossierstudie heeft plaatsgevonden. Ook blijkt dat zij uitgaat van de ervaren klachten van eiseres. Verder gaat verzekeringsarts [naam 4] voorbij aan de inconsistenties met betrekking tot de dagelijkse activiteiten van eiseres en aan het feit dat er verbeteringen worden gemeld ten aanzien van het cognitief functioneren, zoals blijkt uit de vergelijking met de NPO uit augustus 2020 en april 2021. Bij een postcommotioneel syndroom wordt niet geadviseerd om alle prikkels te vermijden, maar om juist gedoseerd activiteiten te ondernemen zonder overbelasting. Met de aangenomen beperkingen wordt overbelasting voorkomen. Een forsere urenbeperking, conform de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid, is niet aan de orde.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De verzekeringsartsen waren op de hoogte van de door eiseres gestelde klachten en hebben alle medische informatie betrokken bij hun oordeel. De hoorzitting – waarbij de verzekeringsarts b&b een anamnese heeft uitgevoerd en navraag heeft gedaan naar het dagverhaal van eiseres – duurde zeventig minuten en ter zitting heeft de vader van eiseres toegelicht dat tijdens de hoorzitting goede vragen werden gesteld en werd gekeken naar de situatie van eiseres. Dit sluit aan bij hetgeen de verzekeringsarts b&b daarover in zijn rapportages van 22 april 2022 en 4 juli 2023 heeft vermeld; eiseres heeft tijdens de hoorzitting uitgebreid antwoord gegeven op de door de verzekeringsarts b&b gestelde vragen en zij gaf aan zich gehoord te voelen. Daarnaast blijkt uit deze rapportages dat eiseres toestemming heeft gegeven voor de aanwezigheid van een medewerker bezwaar bij het medische gedeelte van de hoorzitting. Eiseres heeft echter ook de gelegenheid gehad om de verzekeringsarts b&b alleen, en dus zonder medewerker bezwaar, te spreken. Zij heeft om haar moverende redenen ervoor gekozen om dit gesprek niet aan te gaan. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapportage van 4 juli 2023 verder afdoende gemotiveerd dat aanvullend onderzoek geen meerwaarde had. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in het standpunt dat er sprake is van een onzorgvuldig onderzoek, omdat er geen fysiek spreekuurcontact heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van eiseres juist hebben vastgesteld. De verzekeringsartsen hebben afdoende toegelicht hoe zij tot de vaststelling van de beperkingen zijn gekomen. De door eiseres ingebrachte medische expertise van verzekeringsarts [naam 4] had voor de verzekeringsarts b&b geen aanleiding hoeven te zijn om tot bijstelling van de FML te komen. De rechtbank kan zich vinden in de motivering die de verzekeringsarts b&b hiervoor in de rapportage van 4 juli 2023 heeft gegeven. De rapportage van verzekeringsarts [naam 4] werpt ook geen wezenlijk ander licht op de klachten van eiseres. Er is slechts sprake van een afwijkende inschatting van de ernst van de beperkingen. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting en heeft een anamnese uitgevoerd en navraag gedaan naar het dagverhaal van eiseres, terwijl de door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts eiseres niet lichamelijk of psychisch heeft onderzocht. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan de rapportage van de verzekeringsarts b&b meer (actuele) waarde toekomt. [4]
Ook kan eiseres niet worden gevolgd in de stelling dat er geen sprake is van herstel. Uit de brieven van de GZ-psycholoog van 19 april 2021 en 10 augustus 2021 blijkt dat er matig tot zwak neurocognitief herstel is ontstaan, maar dat het verder te verwachten herstel beperkt zal zijn. De verzekeringsartsen hebben deze informatie overgenomen in de beoordeling. Zij mochten op basis van deze informatie stellen dat er sprake is van een lichte verbetering van de klachten. De verzekeringsartsen hebben ook onderkend dat hier terughoudend mee moet worden omgegaan. Uit de medische informatie blijkt echter niet dat er helemaal geen (verder) herstel mogelijk is. Er is geen reden om te oordelen dat de verzekeringsartsen een onjuist of onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van eiseres of dat er anderszins redenen zijn om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen. Zij hebben alle, door eiseres ingebrachte medische informatie, meegenomen in de beoordeling. De rapporten van de verzekeringsartsen zijn deugdelijk gemotiveerd en consistent. De beroepsgrond dat eiseres medisch meer beperkt moet worden geacht, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 1 juli 2021.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1.
Een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV hebben, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: medewerker postverzorging (Sbc-code 315140), assembleerder installatie, motoren, voertuigen (Sbc-code 265110) en medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010).
5.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat het rapport van de arbeidsdeskundige b&b is gebaseerd op de FML van 1 juli 2021. In deze FML zijn de beperkingen van eiseres onderschat. Reeds daarom is mevrouw niet geschikt voor de functies die de arbeidsdeskundige heeft geduid. Ook als de rechtbank zou oordelen dat de belastbaarheid van eiseres correct is weergegeven in de FML, is eiseres niet geschikt voor alle functies die zijn geduid.
In het aanvullend beroepschrift stelt eiseres dat zij een arbeidsdeskundige heeft ingeschakeld. Deze heeft op basis van de aanvullende beperkingen die zijn aangenomen door de door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts beoordeeld of eiseres de geduide functies kan verrichten. Zijn conclusie is dat dit niet het geval is. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat alle geduide functies worden verricht in arbeidsomstandigheden waarbij sprake is van een combinatie van auditieve en visuele prikkels. Het blokkeren van deze prikkels op de werkvloer acht de arbeidsdeskundige niet werkbaar. Dat is slechts beperkt mogelijk. Voor eiseres zou enkel een volledig afgeschermde werkplek geschikt zijn. Daar voldoen de geduide functies echter niet aan. Gelet op de overprikkeling die in de geduide functies plaatsvindt, is het volgens de arbeidsdeskundige onwaarschijnlijk dat eiseres in staat is om 40 uur per week productieve arbeid te verrichten. Het voorgaande betekent volgens eiseres dat de door het UWV geduide functies niet als geschikt kunnen worden aangeduid, zodat niet aan het minimumvereiste voor het vaststellen van de resterende verdiencapaciteit van eiseres wordt voldaan. De conclusie moet zijn dat eiseres per 5 augustus 2021 volledig arbeidsongeschikt is.
De eerder ingenomen stelling dat ook als de rechtbank zou oordelen dat de belastbaarheid van eiseres correct is weergegeven in de FML, eiseres niet geschikt is voor alle functies die zijn geduid, heeft eiseres in het aanvullend beroepschrift ingetrokken. De door eiseres ingeschakelde arbeidsdeskundige heeft – uitgaande van de FML van de verzekeringsarts van het UWV – geen op- of aanmerkingen op het arbeidsdeskundig rapport van het UWV.
5.3.
De rechtbank begrijpt het standpunt van eiseres zo dat de geduide functies niet geschikt zijn, omdat zij meer beperkt moet worden geacht. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 17 mei 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4. heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 5 augustus 2021 heeft vastgesteld op 23,48 %. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 5 augustus 2021.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dit betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 5 augustus 2021.
8. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt zij het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 18 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet arbeidsvermogen naar inkomen:
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst naar CRvB 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
2.Eiseres verwijst naar CRvB 13 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:1554.
3.Eiseres verwijst naar Rb Midden-Nederland 5 augustus 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3763.
4.Zie in dat kader ook CRvB 11 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1721 en Rb Zeeland-West-Brabant 1 juli 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3333.