ECLI:NL:RBZWB:2023:5017

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
23/2502
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslissen door de inspecteur leidt tot kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2023, wordt het beroep van de belanghebbende behandeld, die stelt dat de inspecteur van de belastingdienst niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 2 januari 2023. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar niet als zodanig kan worden aangemerkt, omdat de belanghebbende eerder bezwaar heeft gemaakt tegen dezelfde conserverende aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013. Dit eerdere bezwaar heeft geleid tot een uitspraak van de rechtbank, waartegen geen verder bezwaar of beroep openstaat. De rechtbank wijst erop dat het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag al eerder is afgewezen.

Daarnaast stelt de belanghebbende dat hij bezwaar maakt tegen het onwettig kwijtschelden van de aanslag. De rechtbank overweegt echter dat de belanghebbende geen belang heeft bij het ongedaan maken van het kwijtschelden, omdat dit hem niet in een betere positie kan brengen. Gezien deze overwegingen concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2502

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], domicilie kiezende te [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld omdat de inspecteur volgens hem niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van 2 januari 2023.

Overwegingen

2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2.1.
De rechtbank stelt vast dat het bezwaar van belanghebbende van 2 januari 2023 is gericht tegen de aan belanghebbende opgelegde conserverende aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013 (de aanslag). De brief van 2 januari 2023 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een bezwaarschrift omdat belanghebbende al eerder bezwaar heeft gemaakt tegen die aanslag, [1] hetgeen heeft geleid tot een uitspraak van de rechtbank. [2] Verder staat tegen de vermindering als gevolg van die uitspraak geen bezwaar en beroep open. [3] Het verzoek om ambtshalve vermindering van de conserverende aanslag is door deze rechtbank al afgewezen (zie de uitspraak die in de eerste voetnoot wordt genoemd).
2.2.
Verder stelt belanghebbende dat hij bezwaar maakt tegen het onwettig kwijtschelden van de aanslag. De rechtbank overweegt dat belanghebbende geen belang heeft bij het ongedaan maken van het kwijtschelden van (een deel van) de aanslag, omdat dit hem niet in een betere positie kan brengen. [4] Ook in zoverre is het beroep niet-ontvankelijk.
2.3.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 17 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u het verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit heeft de rechtbank al eerder beslist op 12 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:160.
2.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 8 mei 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:2796.
3.Artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
4.Hoge Raad 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:844.