In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2018 uitspraak gedaan over een conserverende aanslag die aan een belanghebbende is opgelegd in verband met zijn emigratie naar de Filippijnen. De belanghebbende had lijfrente- en pensioenaanspraken opgebouwd in Nederland en ontving een conserverende aanslag van de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat het bij de conserverende aanslag betrekken van de waarde van de lijfrenteaanspraken in het economische verkeer niet in strijd is met de goede verdragstrouw, aangezien het belastingverdrag tussen Nederland en de Filippijnen geen bepalingen bevat over de afkoop van lijfrente. De rechtbank verwees de zaak terug naar de inspecteur om het conserverende inkomen met betrekking tot de pensioenaanspraken opnieuw vast te stellen, omdat de inspecteur onjuiste juridische uitgangspunten had gehanteerd bij het opleggen van de aanslag. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en droeg de inspecteur op om opnieuw uitspraak te doen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het door de belanghebbende betaalde griffierecht vergoed.