ECLI:NL:RBZWB:2023:4395
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen met betrekking tot herleidingsmethode en immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 5 augustus 2022. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd voor een bedrag van € 2.104, welke door de rechtbank op 22 juni 2023 werd verminderd naar € 2.008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van de historische bruto Bpm niet meer in geschil is, maar dat er nog wel discussie was over de door belanghebbende bepleite herleidingsmethode en het recht op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank oordeelt dat de herleidingsmethode niet kan worden toegepast, maar dat belanghebbende wel recht heeft op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad en concludeert dat de inspecteur het bezwaar van belanghebbende op 7 mei 2021 heeft ontvangen en dat de uitspraak op bezwaar van 5 augustus 2022 is gedaan, waardoor de redelijke termijn met 2 maanden is overschreden. De rechtbank kent een schadevergoeding van € 500 toe aan belanghebbende.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de naheffingsaanslag, en veroordeelt de inspecteur tot het betalen van de immateriële schadevergoeding en de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 2.266 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 juni 2023 en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.