ECLI:NL:RBZWB:2023:4231

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake AIO-aanvulling op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet. Eiseres had een aanvraag ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voor een AIO-aanvulling, die aanvankelijk was afgewezen omdat haar inkomsten hoger waren dan de bijstandsnorm. Na bezwaar werd haar recht op AIO-aanvulling met terugwerkende kracht toegekend, maar de hoogte van de aanvulling werd door eiseres als onvoldoende ervaren. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit van de SVB vernietigd, omdat de SVB onvoldoende rekening had gehouden met de noodzakelijke kosten van het bestaan van eiseres, waaronder woonkosten die niet door de Wlz worden vergoed. De rechtbank oordeelde dat de SVB de AIO-aanvulling moest afstemmen op de werkelijke omstandigheden van eiseres, en dat de SVB ook de proceskosten van eiseres diende te vergoeden. De rechtbank heeft de SVB opgedragen om binnen zes weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4021 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (SVB), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet.
Met een besluit van 29 maart 2021 (primair besluit) heeft de SVB de aanvraag van eiseres om een AIO-aanvulling afgewezen, omdat de inkomsten van eiseres hoger zijn dan de voor haar geldende bijstandsnorm. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met een besluit van 11 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft de SVB het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, in die zin dat eiseres vanaf 15 maart 2021 recht heeft op een AIO-aanvulling van € 300,32 per maand.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het beroep is gelijktijdig met zaak 21/5705 PW besproken op de zitting van de rechtbank in Middelburg op 24 maart 2023. Hierbij waren aanwezig: de gemachtigde van eiseres, bewindvoerder [naam bewindvoerder] ( [naam bewindvoeringen] Bewindvoeringen) en namens de SVB
mr. P.C.A. Buskens. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2.1
Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), maar die is niet volledig omdat zij niet altijd in Nederland heeft verbleven. Eiseres verblijft in een woning van zorgaanbieder [naam zorgaanbieder] , waar gespecialiseerde zorg aan dementerenden wordt verleend. Eiseres en [naam zorgaanbieder] hebben op 23 april 2020 een zorg- en huurovereenkomst gesloten, op grond waarvan aan eiseres het zorgarrangement wordt verleend op basis van een Volledig Pakket Thuis. Ook is in de overeenkomst de huur van de woonruimte en de daarvoor verschuldigde huurprijs geregeld. Het komt erop neer dat de zorgkosten worden vergoed vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) en de woonkosten niet. Eiseres betaalt huur en servicekosten aan [naam zorgaanbieder] en een eigen bijdrage aan het CAK.
2.2
Met het besluit van 29 mei 2020 heeft de SVB het recht van eiseres op AIO-aanvulling beëindigd vanaf 23 juli 2020, omdat zij vanaf die datum langer dan drie maanden in een zorginstelling verblijft. Er geldt in dat geval een lager normbedrag (de inrichtingsnorm).
2.3
Op 12 november 2020 heeft eiseres AIO-aanvulling aangevraagd. De SVB heeft deze aanvraag – ook na bezwaar van eiseres – afgewezen.
2.4
Op 15 maart 2021 heeft eiseres zich opnieuw tot de SVB gewend om AIO-aanvulling aan te vragen. Ook deze aanvraag heeft de SVB afgewezen. Na bezwaar van eiseres heeft de SVB het recht op AIO-aanvulling (voorlopig) aan eiseres toegekend.
2.5
Naast de aanvraag AIO-aanvulling bij de SVB heeft eiseres op 5 april 2021 bij Orionis bijzondere bijstand voor de woonkosten aangevraagd. Orionis heeft de bijzondere bijstand – ook na bezwaar van eiseres – afgewezen. Eiseres heeft hier eveneens beroep tegen ingesteld bij deze rechtbank (zaaknummer 21/5705).
Bestreden besluit
3. Aan het bestreden besluit heeft de SVB ten grondslag gelegd dat aan eiseres bij wijze van uitzondering vanaf 15 maart 2021 een AIO-aanvulling wordt toegekend van € 300,32 per maand. De SVB is namelijk van mening dat zij juridisch gezien niet gehouden is om het maandelijks tekort van eiseres te compenseren, omdat dit volgens de SVB uit de bijzondere bijstand zou moeten gebeuren. Omdat de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand is afgewezen, neemt de SVB de specifiek noodzakelijke kosten voor haar rekening door afstemming van de AIO-aanvulling, tot het moment waarop een meer structurele oplossing is gevonden.
De rechtbank zal beoordelen of dit besluit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Beroepsgronden
4. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de hoogte van de toegekende AIO-aanvulling ontoereikend is om de noodzakelijke kosten van haar bestaan te kunnen voldoen. Hierdoor beschikt zij feitelijk niet over leefgeld (zak- en kleedgeld), waar bewoners van een instelling wel over beschikken. Eiseres teert nu maandelijks in totaal € 114,10 in op haar vermogen, dus dient haar AIO-aanvulling maandelijks per 15 maart 2021 een bedrag van € 414,42 te zijn. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de SVB ten onrechte geen proceskosten heeft vergoed in de bezwaarfase. Haar bezwaarschrift was binnen de termijn ingediend en er is verzocht om een vergoeding van proceskosten. Er dient minimaal één procespunt te worden vergoed volgens de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 februari 2007 [1] volgt dat onder het bezwaarschrift mede te begrijpen is het indienen van een aanvullend bezwaarschrift.
Verweer
5. Het primaire standpunt van de SVB is dat in dit geval verlening van bijzondere bijstand voor het maandelijkse tekort van eiseres dient plaats te vinden. De SVB heeft geheel onverplicht ervoor gekozen om tijdelijk bij uitzondering op grond van artikel 47c van de Participatiewet toch een AIO-aanvulling toe te kennen. Bij afstemming van de AIO-aanvulling heeft de SVB enkel rekening gehouden met de noodzakelijke kosten en hierop de inkomsten in mindering gebracht. De door eiseres gemaakte berekening is volgens de SVB onjuist, omdat naast een onjuist normbedrag er ook met een onjuist bedrag aan inkomsten rekening is gehouden. De SVB heeft ter zitting opgemerkt dat eiseres jaarlijks ook € 700,- vakantiegeld ontvangt, maar dat zij dit niet lijkt mee te nemen in haar berekening van het maandelijkse tekort. Verder heeft de SVB ter zitting het standpunt ingenomen dat, als zij gehouden is tot afstemming van de AIO-aanvulling, de bovengrens in ieder geval de alleenstaandennorm is.
Oordeel van de rechtbank
6.1.
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6.3.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat op de situatie van eiseres de inrichtingsnorm van toepassing is vanwege haar verblijf bij [naam zorgaanbieder] . In artikel 23 van de Participatiewet is deze norm voor personen die in een inrichting verblijven vastgesteld. Dit is een lager bedrag dan het normbedrag voor personen die niet in een inrichting verblijven. De wetgever heeft daartoe overwogen dat personen die voor verpleging of verzorging in een inrichting verblijven, niet worden geconfronteerd met een aantal belangrijke bestaanskosten. In voeding, huisvesting, verwarming, onderhoud en dergelijke wordt voorzien door de inrichting. De daaraan verbonden kosten zijn begrepen in de verpleeg- of verzorgingsprijs, die over het algemeen uit andere hoofde wordt vergoed. [2]
6.4.
Waar de wet ervan uitgaat dat personen die in een inrichting verblijven geen woonkosten dragen, is dit in het geval van eiseres anders. Ter zitting hebben partijen desgevraagd aangegeven dat vaststaat dat eiseres onvoldoende inkomsten heeft om haar uitgaven te dekken. Daarom teert eiseres maandelijks in op haar vermogen. Partijen zijn echter verdeeld over de vraag of de SVB het maandelijkse tekort van eiseres moet aanvullen middels een AIO-aanvulling, en zo ja, tot welk bedrag de SVB de AIO-aanvulling van eiseres dient af te stemmen.
6.5.
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat woonkosten in beginsel moeten worden gerekend tot de periodiek voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. [3] Die kosten dienen in beginsel te worden voldaan uit het inkomen op bijstandsniveau. Met die kosten wordt in beginsel iedere huurder van een woning geconfronteerd. Hierbij acht de rechtbank van belang dat in de systematiek van de Participatiewet een strikt onderscheid wordt gemaakt tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand. [4] Algemene bijstand is bedoeld om te voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, bijzondere bijstand om te voorzien in andere dan algemene bestaanskosten.
6.6.
De algemene bijstand is in het geval van eiseres de AIO-aanvulling. De rechtbank overweegt dat, indien de huidige AIO-aanvulling onvoldoende is om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van eiseres te voorzien, het op de weg van de SVB ligt om op grond van artikel 47c, eerste lid, van de Participatiewet te bezien of de AIO-aanvulling van eiseres nader dient te worden afgestemd op haar omstandigheden, mogelijkheden en middelen. Deze bepaling geeft inhoud aan één van de uitgangspunten van de Participatiewet, te weten dat de bijstand wordt afgestemd op de feitelijke behoeften in het individuele geval. Volgens vaste rechtspraak is voor een dergelijke afstemming slechts plaats in zeer bijzondere situaties. [5] In dit geval is sprake van een zeer bijzondere situatie. Eiseres wordt namelijk, ondanks haar verblijf in een zorginstelling, geconfronteerd met woonkosten die niet vanuit de Wlz worden bekostigd en zij heeft geen recht op huurtoeslag, omdat haar studio een onzelfstandige woonruimte is. Gelet op de medische toestand van eiseres is zij ook aangewezen op een verblijf in een zorginstelling en is een verhuizing niet wenselijk.
6.7.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de SVB de AIO-aanvulling (nader) moet afstemmen op de noodzakelijke bestaanskosten. Bij de afstemming van de AIO-aanvulling dient de SVB alle noodzakelijke kosten van het bestaan te betrekken. Naar het oordeel van de rechtbank vallen hier ook de door eiseres genoemde kosten van zak- en kleedgeld onder, nu deze kosten normaliter ook zijn verdisconteerd in de bijstandsnorm. Eventueel door eiseres te ontvangen vakantietoeslag kan de SVB bij afstemming van de AIO-aanvulling in aanmerking nemen als inkomsten.
6.8.
Ten aanzien van de beroepsgrond dat de SVB ten onrechte geen proceskosten heeft vergoed in de bezwaarfase overweegt de rechtbank het volgende. Ter zitting heeft de SVB aangegeven dat de proceskosten van eiseres in de bezwaarfase niet zijn vergoed, omdat uit coulance maatwerk is verricht in het bestreden besluit en niet omdat het primaire besluit onrechtmatig was, maar ook omdat de gemachtigde van eiseres weinig werkzaamheden had verricht. Naar het oordeel van de rechtbank dient de SVB de proceskosten van de bezwaarfase echter wel te vergoeden bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar. Zoals hiervoor overwogen, was de SVB wel gehouden om tot afstemming over te gaan. Bovendien heeft de rechtsbijstandverlener van eiseres in de bezwaarfase handelingen heeft verricht die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Omdat in het kader van de afstemming nader onderzoek zal moeten worden gedaan naar alle relevante omstandigheden, mogelijkheden en middelen, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of de bestuurlijke lus toe te passen. De SVB zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen, rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient de SVB aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de SVB in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Bpb en bestaan uit de kosten van rechtsbijstand. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Zoals uit overweging 6.8 volgt, dient de SVB de proceskosten van de bezwaarfase te vergoeden bij het nieuw te nemen besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt SVB op binnen zes weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt SVB op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt SVB in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 16 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: wettelijk kader

Participatiewet
Artikel 1, aanhef en onder f, bepaalt dat onder een inrichting wordt verstaan:
1°. een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden;
2°. een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is;
Artikel 19, eerste en tweede lid, bepaalt:
1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op algemene bijstand indien:
het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de bijstandsnorm; en
er geen in aanmerking te nemen vermogen is.
2. De hoogte van de algemene bijstand is het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm.
Artikel 23 bepaalt de hoogte van de bijstandsnorm per kalendermaand bij een verblijf in een inrichting.
Artikel 35, eerste lid, bepaalt, voor zover hier van belang, dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
Artikel 47c, eerste lid, bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank de algemene bijstand als aanvullende inkomensvoorziening ouderen en de daaraan verbonden verplichtingen afstemt op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.

Voetnoten

2.Kamerstukken II 2002-2003, 28 870, nr. 3 p. 51.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 14 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1381, en van 20 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3647.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 17 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1418.
5.Zie de uitspraken van de CRvB van 4 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3962, en van