ECLI:NL:CRVB:2018:3647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor huur en waarborgsom; geen noodgedwongen vertrek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van huur en waarborgsom van een kamer. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van bijzondere omstandigheden die noodzakelijke kosten met zich meebrachten. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in 2014 bij haar moeder is gaan wonen, wat leidde tot een verlaging van haar bijstandsuitkering op basis van de kostendelersnorm. In augustus 2016 heeft appellante een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, maar het college heeft deze afgewezen. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat bijzondere bijstand alleen kan worden verleend als er sprake is van noodzakelijke kosten die niet uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan. De Raad oordeelt dat appellante had kunnen reserveren voor de kosten van de verhuizing en dat er geen noodgedwongen vertrek was, aangezien zij al geruime tijd bij haar moeder woonde en de situatie voorzienbaar was.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.