ECLI:NL:CRVB:2018:3962
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm op AIO-aanvulling en discriminatie naar land van herkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, een echtpaar dat een gehuwdenpensioen ontvangt op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), hebben daarnaast recht op een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft de bijstand van appellanten verlaagd op basis van de kostendelersnorm, omdat hun meerderjarige dochter bij hen inwoonde. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat deze toepassing van de kostendelersnorm leidt tot discriminatie op basis van hun land van herkomst, aangezien zij als gastarbeiders naar Nederland zijn gekomen en daardoor een lager AOW-pensioen ontvangen. De Raad heeft deze beroepsgrond verworpen, omdat het onderscheid dat appellanten aanvoeren het gevolg is van de opbouwsystematiek van de AOW en niet kan worden beoordeeld in het kader van de Participatiewet (PW).
Daarnaast hebben appellanten betoogd dat de invoering van de kostendelersnorm in de AOW is uitgesteld en dat dit ook voor de AIO-aanvulling zou moeten gelden. Ook deze stelling werd door de Raad verworpen, omdat de kostendelersnorm per 1 januari 2015 in de PW is ingevoerd en appellanten op dat moment met hun dochter in dezelfde woning woonden. De Raad benadrukte dat de PW en de AOW verschillende doelstellingen hebben en dat er geen sprake is van ongelijke behandeling.
Verder hebben appellanten aangevoerd dat de Svb de bijstand had moeten afstemmen op hun bijzondere omstandigheden, maar de Raad oordeelde dat appellanten niet voldoende bijzondere omstandigheden hebben aangetoond. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.