Overwegingen
1. Van de indiener van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven.Verzoekster heeft het verzoek gedaan om hiervan te worden vrijgesteld.Gelet op wat zij aanvoert over het gebrek aan inkomen en vermogen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Van verzoekster zal dan ook geen griffierecht worden geheven.
2. Verzoekster is geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum]. Zij heeft vanaf haar geboorte de Marokkaanse, en vanaf 1 september 1998 tevens de Nederlandse nationaliteit.
3. Bij eerdere afzonderlijke besluiten van 30 oktober 2019 heeft verweerder het Nederlanderschap van verzoekster ingetrokken en haar tot ongewenst vreemdeling verklaard. De daartegen door verzoekster ingestelde beroepen zijn bij uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 november 2020 ongegrond verklaard.De Afdelingheeft echter bij uitspraak van 29 juni 2022 zowel de uitspraak van de rechtbank als de besluiten van 30 oktober 2019 vernietigd.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder het Nederlanderschap van verzoekster opnieuw ingetrokken op grond van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, van de RWN.Dit besluit is gebaseerd op het feit dat verzoekster bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 april 2021is veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie, weten IS, en het voorbereiden van terroristische misdrijven, beide feiten gepleegd in Syrië in de periode tussen 21 november 2013 en 30 oktober 2019.
5. Verzoekster heeft bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij vraagt de voorzieningenrechter om de rechtsgevolgen van het primaire besluit te schorsen, zodat zij tijdens de behandeling van haar bezwaar dient te worden behandeld als ware zij nog steeds Nederlandse. De indiening van het bezwaarschrift heeft namelijk geen schorsende werking.Daardoor heeft verzoekster nu de status van vreemdeling. Zij stelt dat dit voor haar ingrijpende persoonlijke gevolgen heeft, namelijk dat haar re-integratietraject stil komt te liggen en dat diverse voorzieningen zijn stopgezet. Verzoekster verwijst hierbij onder meer naar een rapport van de reclassering van 25 april 2023 en naar de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 26 juni 2018en 25 oktober 2021in vergelijkbare zaken.
6. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het volgende standpunt. De strafrechtelijke veroordeling van verzoekster is onherroepelijk. Daarom gaat verweerder over tot intrekking van het Nederlanderschap. Daarbij is rekening gehouden met de gevolgen van het verlies van Unieburgerschap en met de persoonlijke omstandigheden van verzoekster. Het bezwaarschrift bevat geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het primaire besluit onjuist is. Intrekking van het Nederlanderschap is ingrijpend, maar die beslissing is in dit geval gerechtvaardigd omdat verzoekster gelet op haar veroordeling zelf haar banden met Nederland heeft verbroken. De gevolgen die verzoekster daar momenteel van ondervindt, zijn inherent aan haar eigen keuze. Verweerder heeft een groot belang bij blijvende onmiddellijke werking van het primaire besluit. Van verzoekster gaat namelijk een gevaar voor de nationale veiligheid uit. Verweerder hecht er daarom aan dat verzoekster zich niet kan manifesteren als Nederlandse en dat zij geen gebruik kan maken van de rechten die daaraan verbonden zijn, zoals het kiesrecht, het recht op een paspoort, het recht om als Nederlandse te reizen, het recht op consulaire bescherming en het recht op sociale voorzieningen. Daarnaast hecht verweerder eraan dat verzoekster kan worden behandeld als vreemdeling, zodat er met haar vertrekgesprekken kunnen worden gevoerd door de DT&V.Verweerder verwijst naar het verslag van het vertrekgesprek met verzoekster op 3 mei 2023 waarin zij aangeeft bereid te zijn om terug te keren naar Marokko.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
7. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
8. Niet in geschil is dat verzoekster met ingang van het primaire besluit niet langer aanspraak maakt op re-integratievoorzieningen en sociale voorzieningen. Daarom acht de voorzieningenrechter de vereiste onverwijlde spoed aanwezig. Omdat de standpunten over en weer voldoende op schrift zijn toegelicht en verzoekster vraagt om een snelle behandeling, laat de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb een zitting achterwege.
9. In de gronden van bezwaar werpt verzoekster een groot aantal complexe rechtsvragen op die zich niet lenen voor beantwoording in deze voorlopige voorzieningenprocedure. De voorzieningenrechter zal daarom niet beoordelen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Wel dient er een afweging te worden gemaakt tussen het belang van verzoekster bij schorsing van het primaire besluit en het belang van verweerder bij onmiddellijke werking daarvan.
10. Verzoekster heeft blijkens de gronden van het verzoek haar straf uitgezeten en is op 6 juli 2022 vrijgekomen uit detentie. Zij heeft twee kinderen in de leeftijd van zeven en acht jaar. Bij beschikking van 21 december 2022heeft de kinderrechter de uithuisplaatsing van de kinderen van verzoekster niet verlengd. Sindsdien wonen de kinderen weer bij verzoekster en heeft verzoekster de zorg voor haar kinderen weer volledig op zich genomen.
11. Bij de gronden van het verzoek heeft verzoekster het ‘Voortgangsverslag toezicht
aan opdrachtgever’ van Reclassering Nederland van 25 april 2023 overgelegd. Hieruit blijkt het volgende. Het gezinsleven van verzoekster en haar twee kinderen verloopt goed. De kinderen doen het goed op de basisschool, zitten op voetbal en staan ingeschreven voor zwemles. Verzoekster is een liefdevolle moeder en de kinderen ontwikkelen zich goed. Het primaire besluit levert een probleem op voor de zorgtaken van verzoekster. Zij kan zich namelijk niet meer verzekeren, zodat zij haar kinderen niet meer met de auto kan vervoeren. Met de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Tilburg heeft verzoekster een dagbestedings- en opleidingsplan gemaakt. De uitvoering daarvan is vanwege het primaire besluit stil komen te liggen. Verzoekster ontving een bijstandsuitkering, zorgtoeslag en kindgebonden budget, waarmee zij kon voorzien in kost en inwoning en in de behoeften van de kinderen. Dit inkomen is vanwege het primaire besluit weggevallen. Verzoekster heeft van woningcorporatie [naam woningbouwvereniging] een urgentieverklaring gekregen, zodat zij voorrang krijgt op een eigen woning (zij woont nu bij haar ouders en broer). Dit wordt ook ondersteund met de door verzoekster overgelegde e-mails. Vanwege het primaire besluit is een gesprek met de woningcorporatie over het toewijzen van een woning uitgesteld. De enige voorzieningen die nu doorgang kunnen vinden, zijn het toezicht van de reclassering door middel van een meldplicht, de monitoring van de contacten van verzoekster en gesprekken met een theologisch deskundige.
12. De reclassering schetst het vooruitzicht onder de huidige omstandigheden als volgt. Bij verzoekster is sprake van een groeiend gevoel van afwijzing door de overheid. Dit is problematisch omdat het gevoel niet gehoord te worden door de omgeving een rol heeft gespeeld bij haar vertrek naar Syrië. Van belang is dat verzoekster kan werken aan haar eigen probleemoplossend vermogen, maar dit is vanwege het primaire besluit niet mogelijk. Het wonen bij de ouders en broer is een risicofactor aangezien spanningen binnen de familie een rol hebben gespeeld voorafgaand aan het uitreizen door verzoekster naar Syrië. Dat het gesprek met de woningcorporatie vanwege het primaire besluit is uitgesteld, is dan ook eveneens problematisch. Verzoekster wil Nederland niet verlaten omdat zij geen toekomst voor zich ziet als alleenstaande moeder in Marokko. Er is daarom nu sprake van toenemende verwarring en teleurstelling bij verzoekster. De omstandigheid dat zij de financiële steun aan haar ouders niet kan nakomen, leidt tot veel stress. Verzoekster geeft aan dat zij wil werken aan een toekomst in Nederland voor zichzelf en haar kinderen. Zij geeft aan geen jihadistische contacten te willen. Het gewelddadig salafisme heeft zij in rationele en emotionele zin afgewezen en zij accepteert deskundige hulp om dit ook in ideologisch en theologisch opzicht te kunnen gaan doen. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag-gemiddeld.
13. Uit het voorgaande leidt de voorzieningenrechter af dat het primaire besluit voor verzoekster zeer ingrijpende gevolgen heeft. Daar tegenover staat het belang van verweerder om verzoekster te kunnen behandelen als vreemdeling, nu van haar een gevaar voor de nationale veiligheid uitgaat. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat verweerder niet concreet heeft toegelicht maakt waar dit gevaar uit bestaat. Gelet op het reclasseringsrapport vormt verzoekster momenteel geen bedreiging voor de openbare orde in Nederland en is het ook niet waarschijnlijk dat zij dit binnenkort wel gaat worden. Wat overblijft is dus enkel de aard van de strafbare feiten waarvoor verzoekster eerder is veroordeeld. Dit zijn ook naar het oordeel van de voorzieningenrechter ernstige feiten. De voorzieningenrechter volgt verweerder echter niet in het standpunt dat dit doorslaggevend is. Bij gebrek aan een concrete onderbouwing van het door verweerder gestelde gevaar voor de nationale veiligheid, weegt het belang van verweerder bij voortdurende onmiddellijke werking van het primaire besluit niet op tegen de belangen van verzoekster zoals hiervoor geschetst. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat er, gelet op de gronden van bezwaar, een volledige heroverweging moet plaatsvindenvan de intrekking van het Nederlanderschap van verzoekster. Hierbij zal onder meer acht moeten worden geslagen op het evenredigheidsbeginsel en het recht van verzoekster op privé- en gezinsleven. Het laatstgenoemde aspect was voor de Afdeling reden om het eerdere besluit van 30 oktober 2019 te vernietigen. Het is in het belang van verzoekster om de behandeling van haar bezwaar in Nederland te kunnen afwachten. Dat verzoekster in de tussentijd kan werken aan haar probleemoplossende vaardigheden en een eigen woning kan betrekken, lijkt, gelet op het reclasseringsrapport, ook in het algemeen belang te zijn.
14. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening op de hierna te melden wijze toewijzen.
15. In de toewijzing van het verzoek ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 837 bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).