ECLI:NL:RBZWB:2022:7984

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
C/02/404272 JE RK 22-2157
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen te verlengen voor de duur van drie maanden. De minderjarigen verbleven op dat moment bij pleegouders, die familie zijn van de moeder. De moeder, die het ouderlijk gezag over de minderjarigen uitoefent, verblijft bij haar ouders. De GI stelde dat het perspectief van de minderjarigen bij de moeder ligt, maar dat er zorgen waren over de mogelijke intrekking van het Nederlanderschap van de moeder door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de moeder en haar advocaat waren aanwezig via Teams.

De kinderrechter oordeelde dat de minderjarigen zich goed ontwikkelen en dat de moeder in staat is om de benodigde zorg en ondersteuning te bieden. De kinderrechter concludeerde dat er geen redenen zijn om de minderjarigen langer uit huis te plaatsen, vooral nu er een school voor hen is geregeld in de woonomgeving van de moeder. De kinderrechter wees het verzoek van de GI af, met de overweging dat de situatie van de moeder en de minderjarigen goed is en dat de thuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder mogelijk is. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/404272 JE RK 22-2157
Datum uitspraak: 21 december 2022

Beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

STCHTING JEUGDBESCHERMING WEST,

locatie Dordrecht, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedag 1] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M.L. van Leer, te Amsterdam,

[de pleegouders] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 23 november 2022, ingekomen bij de
griffie op 24 november 2022;
- de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam van
13 december 2022;
- de e-mails van mr. Van Leer, van 19 en 20 december 2022.
Op 21 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder en haar advocaat (via Teams);
- de pleegvader;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , hierna gezamenlijk aangeduid met de minderjarigen, wordt uitgevoerd door de moeder.
De minderjarigen verblijven bij de pleegouders, zijnde de zus en zwager van de moeder. De moeder verblijft bij haar ouders.
Bij beschikking van 10 mei 2022 is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 12 mei 2023.
Bij beschikking van 18 oktober 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 24 december 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen te verlengen voor de duur van drie maanden in een voorziening voor pleegzorg, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

Door de GI is middels het verzoek en bij de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Op 7 juli 2022 is het traject tot thuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder in gang is gezet. Er zijn geen twijfels over de pedagogische vaardigheden van de moeder. Het perspectief van de minderjarigen ligt dan ook bij de moeder. De Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: IND) eind oktober 2022 het voornemen kenbaar gemaakt om het Nederlanderschap van de moeder in te trekken. Door dat voornemen is de situatie nu gewijzigd. Voordat de minderjarigen kunnen worden thuisgeplaatst wil de GI het voornemen en de mogelijke gevolgen hiervan voor hen in kaart brengen en wil zij onderzoeken of, en zo ja hoe, de moeder zich hierop voorbereidt. De GI wil voorkomen dat, wanneer de moeder haar Nederlanderschap verliest en mogelijk als ongewenste vreemdeling zal worden uitgezet naar Marokko, de minderjarigen in een korte tijd onnodig meermalen van verblijf moeten veranderen. Hierbij kunnen zij belangrijke hechtingsfiguren kwijtraken. De verwachting is dat er begin februari 2023 een beslissing ligt van de IND. Voorafgaand aan die beslissing zal nog een hoorzitting plaatsvinden. De moeder heeft nu de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit. De minderjarigen hebben kennelijk alleen de Nederlandse nationaliteit. De GI handhaaft haar verzoek.
Door en namens de moeder is bij de mondelinge behandeling, kort samengevat, aangevoerd dat er geen gronden zijn voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Al eerder is besloten tot thuisplaatsing van de minderjarigen, hun perspectief ligt bij de moeder. Er zijn ook geen zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. De minderjarigen verblijven nu al feitelijk meer dan de helft van de week samen met de moeder bij hun opa en oma, moederzijde. De machtiging tot uithuisplaatsing betreft een plaatsing bij de zus en zwager van de moeder. Er is tussen hen sprake is van een hechte familieband. Er is door dit alles ook een goed en intensief contact tussen de pleegouders, de minderjarigen, de moeder en opa en oma. Er is dan ook geen sprake van verlies van hechtingsfiguren wanneer de minderjarigen thuis zullen worden geplaatst bij de moeder en hiermee ook bij de opa en oma komen te wonen. Het contact met de huidige pleegouders zal vanwege de hechte familieband behouden blijven. De pleegouders zouden ook graag eindelijk, na drieënhalf jaar, met de eigen twee kinderen verder gaan met hun eigen leven. De opvang van de minderjarigen is voor hen altijd een tijdelijke oplossing geweest; hieraan mag niet worden voorbij gegaan. Het niet kunnen vinden van een school voor de minderjarigen in de woonplaats van moeder ( [woonplaats 1] ) was de enige reden waarom thuisplaatsing eerder niet is doorgegaan. Die school is intussen geregeld. De minderjarigen kunnen na de kerstvakantie terecht op een school in [plaats] . Het is belangrijk dat deze plekken niet verloren gaan door te lang te wachten met thuisplaatsing.
In tegenstelling tot wat de GI aangeeft wordt, bij intrekking van het Nederlanderschap van de moeder, niet verwacht dat de gehele juridische procedure met de IND binnen enkele maanden zal zijn afgerond. Tegen het voornemen heeft de moeder gereageerd met een zienswijze. Vervolgens dient een hoorzitting plaats te vinden, die nog niet is gepland. Voor het geval de IND in haar beslissing zal volharden in haar voornemen zal de moeder beroep instellen tegen die beslissing. Een uitzetting van de moeder naar Marokko wordt niet verwacht. Voor het geval de moeder Nederland toch moet verlaten, zal zij de minderjarigen meenemen. Een en ander kan in het kader van de ondertoezichtstelling worden bewaakt en worden besproken. De moeder verleent in dat kader al haar medewerking aan de GI. Er zijn geen redenen waarom de minderjarigen nu niet thuis kunnen worden geplaatst. Het verzoek van de GI dient dan ook te worden afgewezen.
Door de pleegvader is bij de mondelinge behandeling, kort samengevat, aangevoerd dat hij graag ziet dat de minderjarigen weer bij de moeder worden geplaatst. Al langere tijd bestaat er onduidelijkheid over de thuisplaatsing van hen en het voornemen van de IND mag thuisplaatsing niet in de weg staan. Volgens de pleegvader is het nooit de bedoeling geweest dat de minderjarigen langdurig in zijn gezin zouden verblijven.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:265b lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat het met de minderjarigen en de moeder goed gaat. De minderjarigen ontwikkelen zich goed bij de pleegouders. De moeder heeft haar leven op orde. Zij woont sinds het einde van haar detentieperiode bij haar ouders (opa en oma) en wordt op verschillende gebieden door hen ondersteund. De minderjarigen spenderen het merendeel van de week samen bij en/of met de moeder en kennen daardoor ook opa en oma goed. Aan de pedagogische vaardigheden van de moeder wordt niet getwijfeld. Dit betekent dat de moeder in staat is om de benodigde veiligheid, structuur en ondersteuning ten behoeve van hun ontwikkeling aan de minderjarigen te bieden. Hun perspectief ligt bij de moeder en de GI heeft ook als doel om hen thuis bij de moeder te plaatsen. Niet is betwist dat deze plaatsing nog niet heeft plaatsgevonden, omdat er voor de minderjarigen nog geen school in [plaats] was geregeld. Dat is nu wel het geval. Zij kunnen na de kerstvakantie 2022/2023 terecht bij een school in de woonomgeving van de moeder. Een thuisplaatsing is dan ook mogelijk.
Voor wat betreft het beslissingstraject van de IND om het Nederlanderschap van de moeder in te trekken is de kinderrechter van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat zo’n traject langdurig van aard is. Gebleken is dat de moeder inmiddels haar zienswijze tegen het voornemen heeft ingebracht. Een hoorzitting is nog niet gepland. Vervolgens dient de IND een besluit te nemen. Of dat besluit inderdaad eind februari 2023 zal worden genomen, zoals de GI verwacht, is niet duidelijk. Evenmin duidelijk is wat de beslissing van de IND zal zijn. Deze omstandigheden zijn echter niet zodanig van aard dat thans van een thuisplaatsing van de minderjarigen moet worden afgezien.
Voor het geval de GI bij een eventuele intrekking van het Nederlanderschap van de moeder tegen problemen aanloopt kan zij die in het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling oppakken.
De kinderrechter ziet, gezien het voorgaande, geen redenen waarom het in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen noodzakelijk is om hen langer uit huis geplaatst te houden. Het is dan ook in hun belang om spoedig bij de moeder te worden geplaatst. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Dijke, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 27 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.