Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen te verlengen voor de duur van drie maanden. De minderjarigen verbleven op dat moment bij pleegouders, die familie zijn van de moeder. De moeder, die het ouderlijk gezag over de minderjarigen uitoefent, verblijft bij haar ouders. De GI stelde dat het perspectief van de minderjarigen bij de moeder ligt, maar dat er zorgen waren over de mogelijke intrekking van het Nederlanderschap van de moeder door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de moeder en haar advocaat waren aanwezig via Teams.
De kinderrechter oordeelde dat de minderjarigen zich goed ontwikkelen en dat de moeder in staat is om de benodigde zorg en ondersteuning te bieden. De kinderrechter concludeerde dat er geen redenen zijn om de minderjarigen langer uit huis te plaatsen, vooral nu er een school voor hen is geregeld in de woonomgeving van de moeder. De kinderrechter wees het verzoek van de GI af, met de overweging dat de situatie van de moeder en de minderjarigen goed is en dat de thuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder mogelijk is. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.