ECLI:NL:RBZWB:2023:3586
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2023, wordt het beroep van eiseres behandeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 23 maart 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de eiseres de aanvraag heeft ingediend voor zowel de Catshuisregeling als voor een integrale beoordeling. De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst op 22 maart 2022 al had beslist op de aanvraag voor de Catshuisregeling, waardoor het beroep in dat opzicht niet-ontvankelijk is. Echter, voor de aanvraag voor de integrale beoordeling is de beslistermijn overschreden, aangezien de Belastingdienst uiterlijk op 23 maart 2022 had moeten beslissen.
De rechtbank overweegt dat eiseres de Belastingdienst in gebreke heeft gesteld, maar dat dit in beginsel niet mogelijk is voordat de beslistermijn is verstreken. Desondanks oordeelt de rechtbank dat het beroep ontvankelijk is, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Belastingdienst op om binnen tien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook haar griffierecht van € 50,- vergoed en een proceskostenvergoeding van € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.