In deze zaak heeft eiseres op 16 mei 2022 beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om kinderopvangtoeslag, ingediend op 25 januari 2021. De rechtbank Overijssel heeft vastgesteld dat verweerder op 9 juni 2022 een verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres verweerder ongeveer één week te vroeg in gebreke heeft gesteld, maar dat dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank oordeelt dat verweerder door de vroege ingebrekestelling niet in zijn belangen is geschaad, aangezien verweerder zelf had aangegeven niet tijdig te zullen beslissen. De rechtbank heeft de niet-ontvankelijkheid van het beroep gepasseerd en het beroep inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in bijzondere omstandigheden niet binnen de wettelijke termijn van zes maanden heeft beslist op het verzoek van eiseres. De rechtbank heeft verweerder een beslistermijn van 12 weken opgelegd, te rekenen vanaf de datum van het verweerschrift. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk 1 september 2022 alsnog een besluit te nemen op het verzoek van eiseres. Eiseres heeft recht op terugbetaling van het griffierecht van € 50,-.