2.1.In het OPV zijn verslagen opgenomen van tapgesprekken die plaats hebben gevonden in de periode van 6 januari 2018 tot en met 17 januari 2018. In die verslagen zijn onder meer de volgende verklaringen van belanghebbende vastgelegd:
Zaterdag 13 januari 2018 ( I = [persoon 1] en W = belanghebbende):
- W: Weet jij nog dat ik ooit aan jou heb gevragen van die President?
I: Ja.
W: Heb jij die?
I: Nee.
W: Ik kan er wel aan komen.
I: Wanneer gaat die komen?
W: Een maandag.
I: OH maandag, vandaag niet komen, toch?
W: Nee, nee, die komen weer binnen die krijg ik maandag.
I: Ok.
I: President goed als jij die hebt, hoeveel?
W: Jaaa eh de prijs daarom ook, ik heb maar een heel klein beetje maar dat is aan jou als je dat allemaal wil?
I: Hoeveel vragen President hij gaat komen of niet?
W: Ja, die zijn er al.
W: Ja, maar ik krijg pas maandag binnen.
I: Hoeveel vragen dat ... prijzen?
W: Ja, dat ligt er aan wat jij pakt zeg, eh eh ik moet eh als ik heel kort hou en daar kan echt geen dubbeltje af. Want anders ga jij toch weer zeggen naar beneden. Dus ik hou één prijs aan en die uh ik ga geen dubbeltje er af al pak je er 300 dat maakt niet uit. 15 en een half zijn ze. Daar kan niks af
I: OK blauwe of rooie?
W: UUH, er komt nou blauw binnen.
W: Ja, ik kan regelen voor jou, maar zeg het maar.
I: Ja maar hij gaat zeker komen?
W: 100%
I: Ja, als ze komen laat maar weten graag.
W: Ja, hoeveel?
I: Ja maar de prijzen, wat is dan de prijs?
I: (…) Als je voor mij brengen voor 15?
W: Ja, maar dat kan niet dat lukt voor mij niet, echt niet. Dan zit er voor mij niks aan. Dan pak ik 2 kwartjes, dat kan niet, dat kan niet.
I: OK, 15,50 brengen voor mij 50 dus, blauwe.
W: OK, is goed.”
Zondag 14 januari 2018 ( [persoon 1] = [persoon 1] en [belanghebbende] = belanghebbende)
- [belanghebbende] zegt dat hij ze morgen vroeg gaat halen en dan kom ik net na de middag naar jou
[persoon 1] vraagt wat gaat ie halen
[belanghebbende] zegt die blauwe
[persoon 1] zegt ja ja die originele he
[belanghebbende] zegt ja die jij kent he die president he. Die goeie. Die andere wil ik ook niet snap je. Nee maak je geen zorgen het is goed.
[persoon 1] zegt ok hoeveel heb jij dat die man
[belanghebbende] zegt nee veel meer, maar jij kan ik breng nou, maar als jij meer wil dan maar ik breng
[persoon 1] zegt ja maar ik wil niemand je brengt ik eh wil eh ik neem alles
[belanghebbende] zegt ja maar ja hoeveel kan jij pakken dan
[persoon 1] zegt ik kan alles nemen ik kan alles, maar als jij praten met hem en als niemand nemen kan alles nemen
[belanghebbende] zegt ja maar eh ik weet niet die andere man he ik weet niet aan wie hun nog meer leveren he. Ik kan als jij zegt van luister er komt totaal zoiets van 800 of 1000 stuks en als jij zegt van ik wil zoveel pakken maar dan moet ik het wel weten.
- [belanghebbende] zegt dat hij het net besproken heeft en zegt als [persoon 1] wil kan hij alles krijgen, maar dan moet jij wel snel handelen.
[persoon 1] zegt tuurlijk
[belanghebbende] zegt en dan mag jij alles hebben, maar hoe snel kan jij dat doen?
[persoon 1] zegt ja binnen zeg maar binnen 7 dagen alles klaar
[belanghebbende] zegt nou dat is goed. Dat is goed, maar dat is 100% he.
- [belanghebbende] zegt dat hij straks laat weten hoeveel [persoon 1] voor de eerste keer al kan krijgen
[belanghebbende] zegt dat er morgen zeker 50 staan, maar misschien veel meer dus dat laat hij dan weten
[persoon 1] zegt is goed en zegt dat hij niet wil dat anderen wat krijgen
[belanghebbende] zegt nee het is voor jou en zegt dat hij dat toegezegd heeft gekregen
[persoon 1] zegt elke dag 50, 60 of 100 geen probleem
- [belanghebbende] vraagt hoeveel [persoon 1] morgen wil hebben. [persoon 1] zegt morgen 50, in de auto, hij geeft aan klanten, dan betalen en nog zo een keer doen.
- [belanghebbende] zegt ja maar morgen 100 en de dag daarop. Hoe ga jij dat doen de dag daarop? Want als de dag daarop weer 100 is.
[persoon 1] zegt dat hij weer 2 klanten heeft, geen probleem.
- [belanghebbende] : Maar, als jij dinsdag 100 doet, woensdag 100 en donderdag 100, is pas 400 hè?
[persoon 1] : Ja, maar gaat niet stoppen, gaat elke dag.
[belanghebbende] , Nee maar jij zei, binnen 1 week alles weg. Snap je, dat zei je.
[persoon 1] : Ja, kijk, Binnen 1 week gaat de (onverstaanbaar) allemaal op.
[belanghebbende] : Nou, hij weet niet precies hoeveel het er zijn. Hij heeft gehoord 7 of 800 maar het kunnen, hij heeft nu gehoord misschien zijn het er iets meer. Dus hij moet even checken. Ze durven nog niet te zeggen precies hoeveel.
[persoon 1] Ik ga nemen alles en ik rijk samen met jou.
[belanghebbende] : ja nou ik vind dat prima. Ik vindt het prima.
[belanghebbende] ( [belanghebbende] ) stuurt een SMS
Inhoud SMS:
Morgen 100x
[persoon 1] ( [persoon 1] ) sms't terug
Jo
Maandag 15 januari 2018 (NN-1 = [persoon 1] en W = belanghebbende):
- NN-1 :3 50 onderhand ( [persoon 2] ). Ja ze komen morgen misschien hier. Ik heb twee klanten honderd, honderd.
W: Ja.
NN-1 :En ook voor mij 150. leh .... daarom misschien... misschien meer dan dat. Maar dan....
W: Ja, ja, maar dat wordt de dag daarop. Morgen niet, morgen...morgen ..gewoon 200 en
dan die dag daarop weer, snap je?
NN-1 :Maar kan het niet ietsjes meer? Daarom, het is niet genoeg voor mij, die honderd...misschien.
W: Ja ... dat weet ik niet, dan moeten we nog een keer extra rijden, maar...
NN-1 :Ja, graag...ja, graag.
W: Het is ook maar net wat hun mee kunnen nemen, he. snapje, dan sta je ....eh... ergens..
- W: Ja, maar jij kan elke dag he, bij wijze van spreken. Elke dag ?
NN-1 :Elke dag, elke dag.
W: Elke dag twee ongeveer?
NN-1 :Ja zo iets.
W :Ja Is goed.
- NN-2: Ja [persoon 2] , kijk het is zeker 300, dat is zeker. Dat nou zeker 300 is morgen.
W: Ja maar dat lukt niet, dat kan niet. Je kunt niet zoveel halen, daarom.
NN-2: Waarom?
W: Ja er zijn nog meer, andere bezigheden, daarom ook. Dus dat gaat niet lukken. Maar dat
maakt niet uit, morgen 200 en de dag daarop weer.
Dinsdag 16 januari 2018 (NN-1 = [persoon 1] en W = belanghebbende):
- W: Hoe laat ben je ongeveer hier?
NN1 :Ja, chauffeur... na een half uurtje ben bij jou... chauffeur.
- W: Ja laat maar wel komen.
NN1: Ja, hij komt... komt... bij jou
W: Ja is beter dan, is goed.
NN1: Hij zit vijftien kilometer van jou, maar zit in een file dat is het probleem.
W: Ja, nee dat maakt niet uit. Ik wacht wel.
NN1: Heel goed, hartstikke bedankt. Geen probleem, dertig stuks kan je in auto geven, (onverstaanbaar).. voor hem graag.
W: Ja, dat zie ik straks wel.
NN1: Hoeveel kun je maken, hoe meer je kunt maken is beter graag. En voor jouw busje, in
het busje kan 120, totaal 150.
W: Ja, nee ik kijk wel.
NN1: Kijk maar, kijk maar, Oke.
- NN 1: Maar heb jij twee keer daar, oke...moet jij ...(onverstaanbaar) ...twee keer oke en een keer Amsterdam. Morgen drie keer.
W: Ja, ik doe mijn best, ik probeer het.
NN1: Ja... begrepen, maar als jij twee auto's brengt in een keer.. en daarna keer ietsje
meer ... dan, ik heb nog drie auto's nodig, eigenlijk apart [persoon 2]
W: Ja, ja.
NN1:... dus twee + drie auto's.
Woensdag 17 januari 2018 (NN-1 = [persoon 1] en W = belanghebbende):
- Inhoud SMS van [persoon 1] aan belanghebbende ( [belanghebbende] ):
Holaat kom jij
Inhoud SMS van belanghebbende ( [belanghebbende] ) aan [persoon 1] :
12 en 15 200st
- W: Ja, Ik ben aangehouden.
NN1: Jij bent ...op weg?
W: Ja.