In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die op 17 mei 2019 een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 48.238 heeft opgelegd voor het jaar 2013. De inspecteur heeft ook belastingrente van € 9.580 in rekening gebracht en een verzuimboete van € 4.823 opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de inspecteur verklaarde dit ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 7 februari 2023 behandeld, waarbij belanghebbende en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals meerdere vertegenwoordigers van de inspecteur.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur rechtmatig een nieuwe naheffingsaanslag kan opleggen na de vernietiging van een eerdere aanslag vanwege schending van het verdedigingsbeginsel. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn zienswijze te geven. De rechtbank concludeert dat de auto in 2013 aan belanghebbende is geleverd, wat leidt tot een intracommunautaire verwerving in Nederland. De naheffingsaanslag wordt in stand gehouden, evenals de belastingrentebeschikking. De rechtbank vermindert echter de verzuimboete tot € 3.858 vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
Belanghebbende heeft ook aanspraak gemaakt op immateriële schadevergoeding (ISV) vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, wat door de rechtbank wordt erkend. De rechtbank beslist dat de inspecteur het griffierecht van € 174 aan belanghebbende moet vergoeden en dat wettelijke rente over dit bedrag gaat lopen als het niet tijdig wordt vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert op 24 april 2023.