In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 5.138 opgelegd, samen met € 126 belastingrente, na het ongegrond verklaren van het bezwaar van belanghebbende. De rechtbank behandelt de zaak, waarbij belanghebbende stelt dat de hertaxateur niet onafhankelijk was en dat de historische bruto Bpm niet correct is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat de verschuldigde Bpm op basis van de afschrijvingstabel moet worden verminderd tot € 4.631. Daarnaast wordt er een immateriële schadevergoeding van € 2.000 toegekend aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en verplicht de inspecteur tot vergoeding van het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende.