RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
zaaknummers: BRE 21/3113 PW en 21/4100 PW
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2023 in de zaken tussen
[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser,
(gemachtigde: mr. P.J. van der Meulen),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college), verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de intrekking en terugvordering van algemene bijstand op grond van de Participatiewet (PW) (zaaknummer 21/3113) en het opleggen van een boete (zaaknummer 21/4100).
Met het besluit van 30 maart 2021 heeft het college de algemene bijstandsuitkering over de periode van 1 maart 2015 tot en met 1 maart 2021 ingetrokken. Met het besluit van 10 mei 2021 heeft het college de bijzondere bijstand over de periode van 1 maart 2015 tot en met
1 maart 2021 ingetrokken. Met het besluit van 11 mei 2021 heeft het college de ten onrechte betaalde bijstand ten bedrage van € 115.878,12 teruggevorderd.
Met bestreden besluit I van 1 juli 2021 op het bezwaar van eiser heeft het college het bezwaar tegen de besluiten van 30 maart 2021 en 11 mei 2021 deels gegrond verklaard en tegen het besluit van 10 mei 2021 gegrond. Het college trekt de algemene bijstandsuitkering over september 2019 en de periode van 1 december 2019 tot 1 maart 2021 in. Over september 2021 wordt een bedrag van € 1.585,63 bruto teruggevorderd, over de periode van
1 december 2019 tot en met 31 december 2020 een bedrag van € 21.427,54 bruto en over de periode van 1 januari 2021 tot 1 maart 2021 een bedrag van € 2.919,05 netto. Het college trekt het besluit van 10 mei 2021, waarbij de bijzondere bijstand is ingetrokken, in.
Met het besluit van 2 augustus 2021 heeft het college een boete van € 924,60 opgelegd.
Met bestreden besluit II van 16 september 2021 op het bezwaar van eiser heeft het college dat bezwaar ongegrond verklaard.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Aan eiser is ter zitting de cautie verleend.
Totstandkoming van het besluit
Eiser en zijn echtgenote ontvangen sinds 9 oktober 2013 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden.
Met het besluit van 30 maart 2021 heeft het college deze uitkering ingetrokken over de periode van 1 maart 2015 tot en met 1 maart 2021.
Met het besluit van 10 mei 2021 heeft het college de bijzondere bijstand over de periode van 1 maart 2015 tot en met 1 maart 2021 ingetrokken.
Met het besluit van 11 mei 2021 heeft het college de ten onrechte betaalde algemene en bijzondere bijstand ten bedrage van € 115.878,12 van eiser en zijn echtgenote teruggevorderd.
Met het besluit van 2 augustus 2021 heeft het college aan eiser en zijn echtgenote een boete van € 924,60 opgelegd.
Eiser heeft tegen de besluiten van 30 maart 2021, 10 mei 2021, 11 mei 2021 en 2 augustus 2021 bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit I – intrekking en terugvordering
Met bestreden besluit I heeft het college eisers bezwaar tegen de intrekking en terugvordering van algemene en bijzondere bijstand deels gegrond verklaard.
Het college trekt de algemene bijstand over september 2019 en over de periode van
1 december 2019 tot 1 maart 2021 in en vordert de ten onrechte betaalde uitkering over deze periodes ten bedrage van € 25.932,22 terug. Het besluit tot intrekking van de bijzondere bijstand trekt het college in.
Het college stelt dat hij op 14 januari 2021 een anonieme melding heeft ontvangen dat eiser aan huis knipt, in het gebouw achter zijn huis. Via snapchat zou een afspraak gemaakt kunnen worden. Eiser zou € 15,- à € 20,- per knipbeurt vragen en iedere dag afspraken hebben, ook in de avonduren. Het college is vervolgens een onderzoek gestart. In het kader van dat onderzoek is eiser op 1 maart 2021 gehoord. Hij heeft verklaard dat hij in de schuur een knipplek heeft, zijn kinderen knipt en af en toe zijn broer en vrienden. Eiser heeft aangegeven dat het college thuis mag komen kijken. Aansluitend aan het gesprek heeft een huisbezoek plaatsgevonden. Tijdens het huisbezoek is geconstateerd dat eisers schuur is ingericht met kappersspullen: een kappersstoel met daarvoor een spiegel, veel haarproducten en kappersaccessoires (tondeuse, verschillende scharen, scheermessen, kammen en een schort). Ook was er een wachtruimte met tweezits bank. Tot slot was er een gat in de grond gemaakt waar haren in lagen. Tijdens het huisbezoek heeft eiser erkend dat zijn schuur er uitziet als een professioneel ingerichte ruimte voor het knippen en heeft verder verklaard dat hij ook wel eens andere mensen knipt. Vervolgens heeft eiser op
5 maart 2021 een schriftelijke verklaring overgelegd. Daarin heeft eiser verklaard dat hij zijn schuur 5 jaar geleden samen met de buurman betegeld heeft, dat hij 2 jaar geleden een kappersstoel en kaptafel gekocht heeft en dat zijn knipactiviteiten zich beperken tot familie en vrienden/ kennissen. Eiser heeft geen vaste prijzen of prijslijst. Eiser is als hobby broers en vrienden gaan knippen zonder daar een vergoeding voor te vragen.
Het college stelt dat er een redelijke grond was voor een huisbezoek. De gedetailleerde fraudemelding en eisers verklaring op 1 maart 2021 gaven volgens het college voldoende aanleiding om te twijfelen of hij wel in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeerde. Er waren geen andere effectieve en voor eiser minder belastende manieren om te verifiëren of hij kapperswerkzaamheden verricht. Het verrichten van waarnemingen zou niet effectief zijn geweest omdat niet bekend is op welke tijdstippen eiser zijn klanten ontvangt. Bovendien heeft eiser tijdens het gesprek op 1 maart 2021 zelf aangegeven dat het college op huisbezoek mocht komen.
Het college beschouwt eisers kapperswerkzaamheden als op geld waardeerbare arbeid, omdat die werkzaamheden beroepsmatig en tegen een geldelijke beloning verricht kunnen worden. Eiser schuur is dusdanig professioneel ingericht en hij heeft veel haarproducten en kappersaccessoires dat niet meer gesproken kan worden van hobbymatige activiteiten. Daarnaast heeft de anonieme getuige verklaard dat eiser dagelijks tegen betaling kapperswerkzaamheden verricht.
Het college erkent dat hij wist van eisers wens om een kapperszaak te starten. Eiser heeft echter nooit bij het college gemeld dat hij feitelijk is gestart met kapperswerkzaamheden. Daarvan is hij pas na de fraudemelding in januari 2021 op de hoogte geraakt.
Door van zijn kapperswerkzaamheden geen melding te maken heeft eiser de inlichtingenplicht geschonden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat als hij wel aan de inlichtingenplicht had voldaan hij dan recht zou hebben gehad op (aanvullende) bijstand. Eiser heeft geen administratie van zijn werkzaamheden op grond waarvan het college – al dan niet schattenderwijs – het recht op (aanvullende) bijstand zou kunnen vaststellen.
Volgens eiser had het college zijn inkomen kunnen baseren op het aantal uren per week dat hij belastbaar is. Het college stelt dat eisers belastbaarheid echter niets zegt over het aantal uren dat hij feitelijk werkzaamheden heeft verricht en over zijn inkomsten. Bovendien heeft het college geen recente stukken over eisers belastbaarheid.
Eiser heeft op 5 maart 2021 verklaard dat hij zijn schuur 5 jaar geleden heeft verbouwd en dat hij 2 jaar geleden de kappersstoel en kaptafel gekocht heeft. In bezwaar heeft eiser aangegeven dat hij zich vergist heeft en dat de schuur in 2019 verbouwd is. Ter onderbouwing heeft eiser foto’s overgelegd. Tijdens de hoorzitting op 17 mei 2021 heeft eiser verklaard dat hij pas na de verbouwing van de schuur is gaan knippen en dat hij ongeveer 1,5 jaar knipt, vanaf eind 2019.
Gelet op de door eiser overgelegde foto’s acht het college het aannemelijk dat eiser zijn schuur pas in september 20219 heeft verbouwd en pas eind 2019 – toen de schuur klaar was – kapperswerkzaamheden is gaan verrichten. Door hiervan geen melding te maken heeft eiser de inlichtingenplicht geschonden. Het college trekt de bijstandsuitkering daarom over de periode 1 december 2019 tot 1 maart 2021 in.
Over september 2019 trekt het college de bijstandsuitkering in omdat eiser niet heeft aangetoond hoe hij de schuur heeft verbouwd, op welke manier hij dat heeft gefinancierd.
In de brief van 5 maart 2021 stelt eiser dat hij de schuur samen met zijn buurman met eigen middelen heeft betegeld. De kappersstoel is op marktplaats gekocht en de kaptafel heeft
€ 120,- gekost. Eiser heeft verklaringen overgelegd van [naam persoon 1] en [naam persoon 2] . Zij verklaren eiser te hebben geholpen met het plafond, het maken van de wanden en het tegelen. Volgens het college heeft eiser hiermee niet op objectieve en verifieerbare wijze de financiering van de verbouwing van de schuur aangetoond.
Het college ziet geen reden om de terugvordering te matigen. Voor de fraudemelding was het college niet op de hoogte van de kapperswerkzaamheden van eiser. Daarnaast ziet het college geen dringende redenen aanwezig om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Bestreden besluit II – boete
Met bestreden besluit II heeft het college het bezwaar tegen de boete ongegrond verklaard.
Het college stelt dat eiser niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht door niet uit eigen beweging te melden dat hij op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. Volgens het college is daar voldoende bewijs voor. Dat voorafgaande aan eisers verklaring hem de cautie niet is verleend maakt dit niet anders. Eiser heeft de verklaring in het kader van het onderzoek naar de rechtmatigheid afgelegd. Op dat moment was het geven van de cautie niet nodig. Daarnaast staat ook zonder eisers verklaring vast dat er sprake is van op geld waardeerbare arbeid.
Het college ziet geen dringende redenen om van de boete af te zien.