ECLI:NL:CRVB:2022:50
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet meewerken aan huisbezoek en redelijke grond voor handhaving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de intrekking van de bijstand van appellante door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellante ontving sinds 2 juni 2014 bijstand op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellante samenwoonde met een persoon, heeft het college een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot een verzoek om een huisbezoek, dat door appellante werd geweigerd. Het college heeft daarop de bijstand ingetrokken, omdat appellante niet voldeed aan haar medewerkingsverplichting. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college voldoende grond had voor het huisbezoek, gezien de onderzoeksbevindingen. Appellante had de handhavingsspecialisten de mogelijkheid ontnomen om alternatieven voor het huisbezoek te onderzoeken door geen preciezere informatie te geven over haar afspraak. De Raad benadrukte dat de handhavingsspecialisten een zorgplicht hebben, maar dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar weigering om mee te werken aan het huisbezoek gerechtvaardigd was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.