ECLI:NL:CRVB:2023:36
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet duurzaam gescheiden leven
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die gehuwd zijn, op basis van de stelling dat zij niet duurzaam gescheiden leven. Appellanten ontvingen vanaf 15 oktober 2008 bijstand naar de norm voor gehuwden, maar na het verlaten van de echtelijke woning door appellant, ontving appellante vanaf 29 september 2010 bijstand als alleenstaande ouder. De sociale recherche heeft in 2018 een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand, na een melding dat appellanten vermoedelijk samenwonen. Dit onderzoek omvatte onder andere observaties en verhoren van appellanten. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het college van burgemeester en wethouders van Meppel de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 87.207,93 teruggevorderd van zowel appellante als appellant. De rechtbank heeft de beroepen van appellanten tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat de onderzoeksbevindingen onrechtmatig zijn verkregen en dat zij wel degelijk duurzaam gescheiden leven. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de onderzoeksbevindingen voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat appellanten in de beoordelingsperiodes niet duurzaam gescheiden leefden. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten in de periode van 1 januari 2014 tot 9 mei 2019 samen tijd doorbrachten en dat hun omgeving niet op de hoogte was van hun scheiding. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, omdat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij onevenredig hard worden getroffen door de terugvordering. De hoger beroepen zijn dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.